Subsidieregeling maatschappelijk werk voor zwakzinnigen

§

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij deze regeling bepaalde wordt verstaan onder:

a.
de minister:

de Minister van Maatschappelijk Werk;

b.
uitvoerende instelling:

een instelling van het particulier initiatief, welke rechtspersoonlijkheid bezit dan wel deel uitmaakt van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam en welke blijkens haar statuten, stichtingsbrief of reglement tot doel heeft het maatschappelijk werk voor zwakzinnigen op plaatselijk of regionaal niveau uit te oefenen;

c.
landelijke instelling:

een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling van het particulier initiatief, welke als landelijk verband van de uitvoerende instellingen op levensbeschouwelijke dan wel algemene grondslag laatstgenoemde instellingen voorlichting geeft en van advies dient;

d.
maatschappelijk werk voor zwakzinnigen:

het maatschappelijk werk, dat speciaal gericht is op de bevordering van de integratie van de zwakzinnigen in de maatschappij;

e.
functionaris:

de beroepskracht, die onder verantwoordelijkheid van het bestuur van een uitvoerende instelling het maatschappelijk werk voor zwakzinnigen verricht.

f.
getuigschrift specialistische deskundigheid:

het getuigschrift van het met succes gevolgd hebben van een verdere scholing in dienstverband op het terrein van het maatschappelijk werk voor zwakzinnigen, welke door de minister geschikt wordt geacht de bekwaamheid te verlenen tot een goede uitoefening van het werk voor de geestelijk gehandicapten.

Artikel

2

Aan de uitvoerende en landelijke instellingen, die voldoen aan de bepalingen, die te haren opzichte bij deze regeling worden gegeven, kan subsidie worden verleend, voor zover de minister daarvoor ook overigens termen aanwezig acht en bij de wet de nodige gelden zijn toegestaan.

§

II

Bepalingen betreffende de taak en de toerusting van de uitvoerende instelling

Artikel

3

De uitvoerende instelling dient haar taak uit te oefenen in nauwe samenwerking met de organisaties, welke sociaal-psychiatrisch werk ten behoeve van zwakzinnigen verrichten, met de organisaties van het algemeen maatschappelijk werk, alsmede met die organisaties, welke op grond van hun maatschappelijke functie primair aangewezen zijn de in een bepaalde situatie noodzakelijke bijstand te verschaffen.

Artikel

4

Artikel

5

Vervallen

§

III

De subsidiëring van de uitvoerende instelling

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

Onder diverse op de salarissen rustende kosten worden verstaan de wettelijk verplichte sociale lasten, met uitzondering van de premie ziektewet, en de pensioenkosten voor zover deze voldoen aan het in artikel 6, derde lid, gestelde.

Artikel

9

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

§

IV

De subsidiëring van de landelijke instelling

Artikel

12

De landelijke instellingen dragen naar vermogen zorg voor een onderlinge samenwerking, alsmede voor een samenwerking met de landelijke verbanden van de instellingen van het algemeen maatschappelijk werk en van de instellingen van het sociaal-psychiatrisch werk.

Artikel

13

Artikel

14

De salarissen van de directeur en van de administratieve kracht komen voor subsidie in aanmerking tot de maxima, vermeld in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel

15

Met betrekking tot de diverse op de brutosalarissen rustende kosten vindt het bepaalde in artikel 8 overeenkomstige toepassing.

Artikel

17

Met de in artikel 13, eerste lid, onder c, genoemde kosten wordt slechts rekening gehouden, indien bij de declaratie ervan de bepalingen, gegeven bij of krachtens het Reisbesluit 1956, zijn in acht genomen en voor zover het totaal van genoemde kosten een bedrag van f 4000 niet overschrijdt.

§

V

Nadere bepalingen in verband met de subsidiëring

Artikel

18

§

VI

Bepalingen betreffende het aanvragen, de vaststelling en de uitbetaling van subsidies

Artikel

19

De subsidie-aanvragen dienen vóór 1 januari van het jaar, waarover subsidie wordt gevraagd, in drievoud bij de minister te zijn ingediend.

De uitvoerende instelling dient voor de subsidie-aanvrage gebruik te maken van formulieren overeenkomstig de modellen, behorende bij deze regeling.

Artikel

20

Bij de subsidie-aanvrage wordt overgelegd:

  • a.

    een begroting van de inkomsten en de uitgaven, waarbij de inkomsten zijn gespecificeerd naar de bronnen, waarvan zij afkomstig zijn, en de uitgaven zodanig zijn geordend en gespecificeerd, dat de berekening van het subsidie overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in § III of § IV van deze regeling op eenvoudige wijze kan geschieden;

  • b.

    een lijst, welke bevat:

    wanneer de subsidie-aanvrage betreft een uitvoerende instelling:

    • 1º.

      de samenstelling van het bestuur;

    • 2º.

      de namen en voornamen, de leeftijden, de opleidingen, de eventueel beklede betrekkingen met de daarin laatstgenoten salarissen, de data van indiensttreding bij de instelling en de beknopte taakomschrijving van de functionarissen, in wier salariskosten subsidie wordt gevraagd;

    • 3º.

      de vermelding van de instantie(s) en instellingen, als bedoeld in de artikelen 3 en volgende, waarmede wordt samengewerkt, met een korte omschrijving van de gekozen samenwerkingsvormen;

    • 4º.

      een opgave van het totaalaantal der zwakzinnigen, waarmede de instelling bemoeienis heeft, en van het aantal hunner, ten aanzien van wie die bemoeienis intensief is;

    • 5º.

      de vermelding van de gemeenten, c.q. delen van gemeenten, welke tot het werkgebied van de instelling behoren, alsmede van de totale oppervlakte van het werkgebied;

    wanneer de subsidie-aanvrage betreft een landelijke instelling:

    • 1º.

      de samenstelling van het bestuur;

    • 2º.

      de namen en voornamen, de leeftijden, de opleidingen, de eventueel beklede betrekkingen met de daarin laatstgenoten salarissen, de data van indiensttreding bij de instelling en de beknopte taakomschrijving van de functionarissen, in wier salariskosten subsidie wordt gevraagd;

    • 3º.

      de namen der eventuele deskundigen, c.q. de samenstelling der commissies van deskundigen, die het bestuur of de directeur bijstaan in de uitoefening van zijn taak;

    • 4º.

      een opgave van de aangesloten uitvoerende instellingen.

Artikel

20A

Artikel

20B

Artikel

21

Slotbepaling

Artikel

22

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling maatschappelijk werk voor zwakzinnigen. Zij werkt terug tot 1 januari 1957.

's-Gravenhage
De Minister van Maatschappelijk Werk, M.Klompé

Bijlage

I

Vaste volgnummers, zoals deze door de Minister in de vigerende salarisoverzichten worden gehanteerd (zie de artikelen 6, 7, 14, en 20A)

A. Uitvoerende instellingen

Funct. categorie A . . .

16

18

20

21

22

23

24

25

26

27

Funct. categorie B . . .

18

20

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

Funct. categorie C . . .

22

24

26

28

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

Funct. categorie D . . .

32

34

36

38

40

42

44

46

B. Landelijke instellingen

Directeur . . . . . .

40

42

44

46

48

50

52

54

56

Administr. kracht . . .

6

7

8

9

10

11

12

13

Bijlage

2

behorende bij de beschikking van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk d.d. 3 mei 1965 nr. U 804

Subsidieregeling maatschappelijk werk voor zwakzinnigen – Bijlage 2

Subsidietabellen directeur en administratieve kracht van een landelijke instelling met ingang van 1 januari 1965

1

Directeur

18 000

19 350

21 078

18 100

19 454

21 192

18 200

19 558

21 305

18 300

19 662

21 419

18 400

19 766

21 532

18 500

19 870

21 646

18 600

19 974

21 760

18 700

20 078

21 873

18 800

20 182

21 987

18 900

20 286

22 100

19 000

20 390

22 214

19 100

20 494

22 328

19 200

20 598

22 441

19 300

20 702

22 555

19 400

20 806

22 668

19 500

20 910

22 782

19 600

21 014

22 896

19 700

21 118

23 009

19 800

21 222

23 123

19 900

21 326

23 236

20 000

21 430

23 350

20 100

21 534

23 464

20 200

21 638

23 577

20 300

21 742

23 691

20 400

21 846

23 804

20 500

21 950

23 918

20 600

22 054

24 032

20 700

22 158

24 145

20 800

22 262

24 259

20 900

22 366

24 372

21 000

22 470

24 486

21 100

22 574

24 600

21 200

22 678

24 713

21 300

22 782

24 827

21 400

22 886

24 940

21 500

22 990

25 054

21 600

23 094

25 168

21 700

23 198

25 281

21 800

23 302

25 395

21 900

23 406

25 508

22 000

23 510

25 622

22 100

23 614

25 736

22 200

23 718

25 849

22 300

23 822

25 963

22 400

23 926

26 076

22 500

24 030

26 190

22 600

24 134

26 304

22 700

24 238

26 417

22 800

24 342

26 531

22 900

24 446

26 644

23 000

24 550

26 758

23 100

24 654

26 872

23 200

24 758

26 985

23 300

24 862

27 099

23 400

24 966

27 212

23 500

25 070

27 326

23 600

25 174

27 440

23 700

25 278

27 553

23 800

25 382

27 667

23 900

25 486

27 780

24 000

25 590

27 894

24 100

25 694

28 008

24 200

25 798

28 121

24 300

25 902

28 235

24 400

26 006

28 348

24 500

26 110

28 462

24 600

26 214

28 576

24 700

26 318

28 689

24 800

26 422

28 803

24 900

26 526

28 916

25 000

26 630

29 030

Voor het gebruik van een auto worden de tabelbedragen in kolom 2a en 2b als volgt verhoogd:

80% subsidie in de werkelijke reis- en verblijfkosten tot een maximum van f 3 200 = (zijnde 80% van f 4 000).

2

administratieve kracht

6 000

6 720

7 296

6 100

6 832

7 418

6 200

6 944

7 540

6 300

7 056

7 661

6 400

7 168

7 783

6 500

7 280

7 904

6 600

7 392

8 026

6 700

7 504

8 148

6 800

7 616

8 269

6 900

7 728

8 391

7 000

7 840

8 512

7 100

7 952

8 634

7 200

8 064

8 756

7 300

8 176

8 877

7 400

8 288

8 999

7 500

8 400

9 120

7 600

8 512

9 242

7 700

8 624

9 364

7 800

8 736

9 485

7 900

8 848

9 607

8 000

8 960

9 728

8 100

9 072

9 850

8 200

9 184

9 972

8 300

9 296

10 093

8 400

9 408

10 215

8 500

9 518

10 334

8 600

9 626

10 452

8 700

9 734

10 569

8 800

9 842

10 687

8 900

9 950

10 804

9 000

10 057

10 921

Mij bekend,

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

3

Vervallen

4

Vervallen