Besluit van 30 januari 1958, tot vaststelling van een algemene maatregel van rijksbestuur als bedoeld in artikel 10 van de Schepenwet

Instructie Ambtenaren Scheepvaartinspectie

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 november 1957, nr. 466.089/J./121/121/1, Directoraat-Generaal van Scheepvaart, mede namens Onze Minister van Zaken Overzee;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 10 december 1957, nr. 37);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 januari 1958, nr. 468.280, J/121/121/1, Directoraat-Generaal van Scheepvaart, mede namens Onze Minister van Zaken Overzee;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "Onze Minister", Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel

2

Het bepaalde in de artikelen 5, 6, eerste lid, 19, tweede lid, 20, 21, 22 en 23 van dit besluit is niet van toepassing op de door of vanwege de Gouverneur van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten benoemde ambtenaren van de Scheepvaartinspectie. De in de artikelen behandelde onderwerpen worden, voor zover het betreft de door of vanwege de Gouverneur van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten benoemde ambtenaren, geregeld bij landsverordening of landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Artikel

3

Artikel

4

Ten aanzien van alle schepen, waar deze zich ook bevinden, hetzij in het binnenland, hetzij in het buitenland zijn de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie belast met:

Artikel

5

De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie leggen bij de aanvaarding van hun ambt in handen van Onze Minister de eed of de belofte af, dat zij de plichten van hun ambt getrouw zullen vervullen.

Artikel

6

Artikel

7

Voor het toezicht op de naleving worden in Nederland de volgende districten gevormd:

  • a.

    het eerste district, omvattende:

    de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland benoorden de spoorlijn Leiden-Utrecht, Utrecht, Noord-Brabant beoosten de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Tilburg, Gelderland en Limburg;

  • b.

    het tweede district, omvattende:

    de provincies Zuid-Holland bezuiden de spoorlijn Leiden-Utrecht, Zeeland en Noord-Brabant bewesten de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Tilburg;

  • c.

    het derde district, omvattende:

    de provincies Groningen, Friesland, Drente en Overijssel;

  • d.

    het vierde district, omvattende:

    geheel Nederland, doch alleen voor zover het de zeevissersvaartuigen betreft.

Artikel

8

Artikel

9

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie is, indien het in het belang van de uitoefening van de dienst wenselijk is, bevoegd:

  • a.

    aan ambtenaren van het eerste, tweede en derde district het toezicht op te dragen op tot het vierde district behorende zeevissersvaartuigen in plaatsen binnen het district, waarin hun standplaats is gelegen;

  • b.

    aan ambtenaren van het vierde district het toezicht op de naleving op te dragen op schepen, geen zeevissersvaartuigen zijnde, in plaatsen binnen het eerste, tweede of derde district, al naar gelang de standplaats van de betrokken ambtenaar;

  • c.

    aan ambtenaren van het eerste, tweede, derde of vierde district werkzaamheden op te dragen in een ander district;

  • d.

    aan ambtenaren van het eerste, tweede of derde district het toezicht op te dragen op schepen voorzien van een zeebrief van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten;

  • e.

    aan ambtenaren in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten het toezicht op te dragen op schepen thuisbehorende in een der districten in Nederland;

  • f.

    aan ambtenaren welke aan hem zijn toegevoegd werkzaamheden op te dragen in een der onder c genoemde districten, dan wel hen ter beschikking te stellen van het Districtshoofd.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Wanneer een Districtshoofd dan wel het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten van oordeel is, dat het nodig zal zijn een schip te doen dokken of op andere wijze te doen droogzetten, geeft hij hiervan zo tijdig mogelijk kennis aan de eigenaar en de kapitein, opdat deze bij het regelen der werkzaamheden hiermede rekening kunnen houden.

Artikel

15

Wanneer een Districtshoofd dan wel het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten verneemt, dat in de gevallen bedoeld in artikel 11, eerste lid, meningsverschil bestaat tussen de ambtenaar en de kapitein of de eigenaar, dan stelt hij zich op de hoogte en tracht overeenstemming te bereiken, teneinde verdere moeilijkheden te voorkomen.

Artikel

16

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Jaarlijks zendt het Hoofd van de Scheepvaartinspectie aan Onze Minister een gedrukt verslag betreffende de werking en de toepassing van de wettelijke voorschriften en de gang van de dienst in de districten en in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten, aangevuld met statistische opgaven.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Bij de uitoefening van hun ambt zijn de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie steeds voorzien van een hun door Onze Minister af te geven legitimatiekaart.

Artikel

23

Disciplinaire straffen op grond van voor Aruba, Curaçao of Sint Maarten geldende rechtsregels worden opgelegd door het gezag, dat bevoegd is tot benoeming tot het door de betrokkene beklede ambt.

Artikel

24

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel van "Instructie Ambtenaren Scheepvaartinspectie".

Artikel

25

Ons besluit van de 17de december 1932 (Stb. nr. 620), zoals dat sedert is gewijzigd, wordt ingetrokken.

Dit besluit treedt in werking in Nederland en de Nederlandse Antillen met ingang van de dag na de datum van uitgifte onderscheidenlijk van het Staatsblad en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen, waarin het wordt geplaatst.

Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Zaken Overzee zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State van het Koninkrijk.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. ALGERA.
De Minister van Zaken Overzee, HELDERS.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.