Besluit van 19 juli 1958, houdende reservering van een gedeelte der bezoldiging van bepaalde groepen reserve-personeel der krijgsmacht tijdens de periode gedurende welke zij nog geen rechten kunnen ontlenen aan de pensioenwetten voor de zee- en landmacht 1922

Besluit reservering gedeelte der bezoldiging bepaalde groepen reserve-personeel der krijgsmacht

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Defensie van 21 december 1957, nr. P. 110.531/J/DG, en nr. Minmar 553374/357455;
Gelet op de wet van 22 mei 1958 (Stb. 267) tot wijziging van de Pensioenwet bijzondere groepen reserve-personeel 1956 (Stb. 1957, 37), van de Pensioenwet 1922 (Stb. 240) en van de Pensioenwetten voor de zee- en landmacht 1922 (Stb. 65 en 66);
De Raad van State gehoord (advies van 11 februari 1958, nr. 33);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 15 juli 1958, nr. P. 110.531/2-C en nr. Minmar 559177/357455;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Dit besluit verstaat onder "Onze Minister": Onze Minister van Marine of Onze Minister van Oorlog, al naar gelang het betreft een militair, behorende tot het personeel der Koninklijke marine-reserve of een militair behorende tot het reserve-personeel der landmacht.

Artikel

2

Artikel

3

Van de bezoldiging van een militair, op wie dit besluit van toepassing is, worden maandelijks zodanige bedragen gereserveerd, als daarop wegens bijdrage voor eigen pensioen en verhaal van bijdrage voor weduwen- en wezenpensioen zouden zijn ingehouden, indien hij reservist in de zin van de Pensioenwet bijzondere groepen reserve-personeel 1956 zou zijn.

Artikel

4

Artikel

5

Voor zover de gereserveerde bedragen niet zijn uitgekeerd, wordt daaraan gelijke bestemming gegeven als aan de in artikel 3 bedoelde bijdragen voor pensioen.

Artikel

6

Dit besluit treedt in werking gelijktijdig met de wet van 22 mei 1958 (Stb. 267) tot wijziging van de Pensioenwet bijzondere groepen reserve-personeel 1956, van de Pensioenwet 1922 (Stb. 240) en van de Pensioenwetten voor de zee- en landmacht 1922.

Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn, ieder voor zoveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister voor Defensie, C. STAF.
De Minister van Justitie a.i., STRUYCKEN.