Wet van 21 januari 1959, houdende instelling van een bedrijfschap voor de detailhandel in alcoholhoudende dranken

Instellingswet Bedrijfschap Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is overeenkomstig het door de Sociaal-Economische Raad op 9 november 1956 daartoe uitgebrachte advies over te gaan tot instelling bij de wet van een bedrijfschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in alcoholhoudende dranken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

6

Artikel

7

Deze wet kan worden aangehaald als: Instellingswet Bedrijfschap Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken.

Artikel

8

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, N. SCHMELZER.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, G. M. J. VELDKAMP.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid a.i., BEEL.
De Minister van Justitie a.i., STRUYCKEN.