Besluit van 22 januari 1959, houdende vaststelling van een Regeling Toezicht Luchtvaart

Regeling Toezicht Luchtvaart

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 november 1958, no. Jur/15760, Rijksluchtvaartdienst;
Gelet op de artikelen 4, tweede lid, onder a, 5, tweede lid, 7, eerste lid, 8, tweede lid, onder a, 9, eerste lid, 62, derde lid, 76, eerste lid, onder a, c en f en tweede lid, onder b en c en 80, tweede lid, van de Luchtvaartwet (Stb. 1958, 47);
De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1958, no. 36);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 16 januari 1959, no. Jur/10290, Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

Artikel

2

Toepassing

De bepalingen van deze regeling gelden niet ten aanzien van militaire luchtvaartuigen, de leden van het boordpersoneel, passagiers en lading van deze luchtvaartuigen alsmede ten aanzien van militaire luchtvaartterreinen.

Hoofdstuk

II

Artikel

3

Inschrijving

Vervallen

Artikel

4

Overschrijving

Vervallen

Artikel

5

Aanvraag tot inschrijving of overschrijving

Vervallen

Artikel

6

Luchtvaartuigregister

Vervallen

Artikel

7

Weigering van inschrijving of overschrijving

Vervallen

Artikel

8

Bewijs van inschrijving

Vervallen

Artikel

8a

Voorlopig bewijs van inschrijving

Vervallen

Artikel

9

Doorhaling van de inschrijving

Vervallen

Artikel

10

Vernieuwing van een bewijs van inschrijving

Vervallen

Artikel

11

Verplichte kennisgevingen door degene, te wiens name het luchtvaartuig is ingeschreven

Vervallen

Hoofdstuk

III

Luchtvaartpersoneel

Artikel

12

Onderscheiding van bewijzen van bevoegdheid

Vervallen

Artikel

13

Bevoegdheden van de houders van vliegbewijzen

Vervallen

Artikel

14

Bevoegdheden van de houders van zweefvliegbewijzen en van bewijzen van bevoegdheid als ballonvoerder, navigator en boordwerktuigkundige

Vervallen

Artikel

15

Bevoegdheden van de houders van bewijzen van bevoegdheid als grondwerktuigkundige en zweefvliegtechnicus

Vervallen

Artikel

16

Bevoegdverklaringen

Vervallen

Artikel

17

Bevoegdverklaringen in vliegbewijzen en bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige voor categorieën, klassen en typen van vliegtuigen

Vervallen

Artikel

17a

Vervallen

Artikel

18

Bevoegdverklaringen in vliegbewijzen voor "Blindvliegen", "Spuitvliegen", "Sleepvliegen" en "Vliegonderricht"

Vervallen

Artikel

19

Bevoegdverklaringen in zweefvliegbewijzen voor "Wolkenvliegen", "Sleepvliegen", "Motorzweefvliegen", "Vliegonderricht" en "Lieren"

Vervallen

Artikel

20

Beperking van bevoegdheden

Vervallen

Artikel

21

Verplichtingen van de houders

Vervallen

Artikel

21a

Misbruik logboek

Vervallen

Artikel

22

Afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

Vervallen

Artikel

23

Eisen

Vervallen

Artikel

24

Vrijstelling

Vervallen

Artikel

25

Geldigheidsduur

Vervallen

Artikel

26

Verlenging van de geldigheidsduur

Vervallen

Artikel

27

Schorsing

Vervallen

Artikel

28

Intrekking

Vervallen

Artikel

29

Vernieuwing

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

30a

Registers van in Nederland afgegeven bewijzen van bevoegdheid

Vervallen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Keuring

Vervallen

Artikel

33

Herkeuring

Vervallen

Artikel

34

Compensatie van tekortkomingen

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Oproep

Vervallen

Artikel

37

Aanmelding en anamnese

Vervallen

Artikel

38

Kennisgeving van de uitslag

Vervallen

Artikel

39

Erkende opleidingen

Vervallen

Artikel

40

Dubbelbesturingsonderricht

Vervallen

Artikel

41

Solo-oefenvluchten

Vervallen

Artikel

42

Bediening rubberkabel, rijdende auto of lier

Vervallen

Artikel

43

Logboek

Vervallen

Artikel

44

Samenstelling van het examen

Vervallen

Artikel

45

Wijze van examineren

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Toelating

Vervallen

Artikel

48

Examentermijn

Vervallen

Artikel

49

Praktisch examen

Vervallen

Artikel

50

Geheimhouding

Vervallen

Artikel

51

Plaats en datum

Vervallen

Artikel

52

Examencommissie

Vervallen

Artikel

53

Uitsluiting

Vervallen

Artikel

54

Examenreglement

Vervallen

Artikel

55

Vervallen

Artikel

56

Verslag examencommissie

Vervallen

Artikel

57

Vervallen

Artikel

58

Vervallen

Artikel

59

Vervallen

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

Artikel

62

Vervallen

Artikel

63

Vervallen

Artikel

64

Vervallen

Artikel

65

Vervallen

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

68

Vervallen

Artikel

69

Vervallen

Artikel

70

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Artikel

72

Afgifte van type-certificaten

Vervallen

Artikel

73

Afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Geldigheidsduur

Vervallen

Artikel

76

Luchtwaardige toestand

Vervallen

Artikel

77

Verplichtingen van de eigenaar of houder van een luchtvaartuig

Vervallen

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Verlenging van de geldigheidsduur

Vervallen

Artikel

80

Schorsing

Vervallen

Artikel

81

Intrekking

Vervallen

Artikel

82

Wijziging van het bewijs van luchtwaardigheid

Vervallen

Artikel

83

Vernieuwing

Vervallen

Artikel

84

Vervallen

Artikel

85

Het gelijkstellen van elders afgegeven bewijzen van luchtwaardigheid

Vervallen

Artikel

86

Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Vervallen

Artikel

87

Bouw

Vervallen

Artikel

88

Onderhoud, revisie en herstelling

Vervallen

Artikel

88a

Vervallen

Artikel

89

Wijziging van luchtvaartuigen

Vervallen

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Buitenlandse luchtvaartuigen

Vervallen

Artikel

92

Bewijzen van deugdelijkheid

Vervallen

Artikel

93

Erkenning

Vervallen

Artikel

93a

Slepen

Vervallen

Hoofdstuk

V

Vluchtuitvoering

Afdeling

I

Algemeen

Artikel

94

Toepasbaarheid

De bij of krachtens dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen zijn van toepassing op:

  • a.

    Nederlandse luchtvaartuigen waar zij zich ook bevinden, voor zover deze bepalingen niet in strijd zijn met de wetgeving van het gebied waar het luchtvaartuig zich bevindt;

  • b.

    buitenlandse luchtvaartuigen binnen Nederland, waar dit uitdrukkelijk is voorgeschreven.

Artikel

95

Aanwijzing gezagvoerder

Artikel

96

Orde en veiligheid; verantwoordelijkheid gezagvoerder

Artikel

97

Vervoer van passagiers en lading

Artikel

98

Bescheiden en boeken

Artikel

99

Kennisgeving van ongevallen

De gezagvoerder of de houder van een luchtvaartuig is verplicht Onze Minister, zo nodig door tussenkomst van de politie of de Koninklijke marechaussee, zo spoedig mogelijk in kennis te stellen of te doen stellen van enig ongeval met het luchtvaartuig, dat verwonding of dood van een of meer personen dan wel belangrijke schade aan het luchtvaartuig of aan eigendommen van derden tengevolge heeft gehad.

Artikel

100

Vervallen

Artikel

101

Kennisgeving door gezagvoerder

Artikel

102

Artikel

102a

Gebruiksbeperkingen

De uitvoering van vluchten mag slechts geschieden met inachtneming van de op het betrokken luchtvaartuig betrekking hebbende gebruiksbeperkingen.

Artikel

102b

Afwijking van de regelen

In bijzondere gevallen kan, onder voorwaarden als voor elk geval afzonderlijk te bepalen, afwijking van de bij of krachtens dit Hoofdstuk gestelde regelen door Onze Minister worden toegestaan.

Afdeling

II

Verkeersvluchten

Artikel

103

Algemeen

De artikelen 104 t/m 111 van deze afdeling gelden uitsluitend ten aanzien van verkeersvluchten, met uitzondering van rondvluchten. De voorschriften, gegeven in afdeling I van dit Hoofdstuk, zijn onverminderd van toepassing.

Artikel

104

Vergunning tot vluchtuitvoering

Artikel

105

Vluchtvoorbereiding en vluchtuitvoering

Door Onze Minister worden regelen gesteld ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van vluchten met inbegrip van regelen voor de instrumenten, uitrustingsstukken en installaties, welke naar gelang het type van het luchtvaartuig, de aard van de vlucht, en de omstandigheden, waaronder de vlucht wordt uitgevoerd, aan boord van het luchtvaartuig aanwezig en voor het gebruik gereed moeten zijn.

Artikel

105a

Werk- en rusttijden

Vervallen

Artikel

106

Het gebruik van ademhalingszuurstof

De leden van het stuurhutpersoneel, die werkzaamheden verrichten welke nodig zijn voor het uitvoeren van de vlucht, moeten voortdurend gebruik maken van ademhalingszuurstof, wanneer zij in de omstandigheden verkeren, waarvoor krachtens de ingevolge artikel 105 gestelde regelen voor hen ademhalingszuurstof aan boord aanwezig moet zijn.

Artikel

107

Kennisgeving door gezagvoerder van meteorologische omstandigheden

De gezagvoerder moet zorg dragen dat voor zover dit mogelijk is, gevolg wordt gegeven aan verzoeken van de meteorologische dienst om op aangegeven tijden of posities de tijdens de vlucht waargenomen meteorologische omstandigheden te rapporteren.

Artikel

108

Samenstelling en bevoegdheden stuurhutpersoneel

Artikel

109

Kajuitpersoneel

De luchtvaartmaatschappij is verplicht ten genoegen van Onze Minister het vereiste minimum aantal leden kajuitpersoneel vast te stellen voor ieder type luchtvaartuig, gebaseerd op de capaciteit of het aantal te vervoeren passagiers, opdat in geval van een noodlanding een veilige en vlugge evacuatie kan plaatsvinden.

Artikel

109a

Werk- en rusttijden kajuitpersoneel

Vervallen

Artikel

110

Geoefendheid kajuitpersoneel

Door Onze Minister worden nadere regelen gesteld ten aanzien van de geoefendheid van het kajuitpersoneel.

Artikel

111

Vervallen

Artikel

112

Kennisgeving door gezagvoerder van gebreken

De gezagvoerder moet zorg dragen dat aan het einde van de vlucht alle bekende en vermoede gebreken van het luchtvaartuig aan de luchtvaartmaatschappij worden gerapporteerd.

Artikel

113

Het onderhoud van luchtvaartuigen

De luchtvaartmaatschappij is verplicht:

  • a.

    te voorzien in een organisatie met geoefend personeel alsmede werkplaatsen, uitrusting en installaties voor het in een luchtwaardige toestand houden van haar in gebruik zijnde luchtvaartuigen;

  • b.

    te waarborgen, dat het onderhoud, de revisies, de herstellingen en de wijzigingen aan haar luchtvaartuigen worden uitgevoerd op de wijze als in of krachtens het bepaalde in Hoofdstuk IV en in de onderhoudshandleiding als bedoeld onder c is voorgeschreven;

  • c.

    een handleiding voor het onderhoud van haar in gebruik zijnde luchtvaartuigen, in deze regeling verder aangeduid met onderhoudshandleiding, samen te stellen en ieder lid van het personeel, dat met dit onderhoud is belast, met de inhoud van de voor dat lid van belang zijnde delen van de onderhoudshandleiding in kennis te stellen. Alle aanvullingen en wijzigingen van de onderhoudshandleiding moeten schriftelijk bekend worden gemaakt aan de desbetreffende leden van het personeel. De onderhoudshandleiding moet ten minste de volgende gegevens of instructies bevatten:

    • 1°.

      de gang van zaken bij het bedrijfsgereed maken en bij het onderhoud, de revisie en de herstelling van luchtvaartuigen;

    • 2°.

      de frequentie van deze werkzaamheden;

    • 3°.

      de taakomschrijving van het bij deze werkzaamheden betrokken personeel;

    • 4°.

      de bij deze werkzaamheden toegepaste werkwijzen, alsmede de aanwijzingen als bedoeld in artikel 88, tweede lid;

    • 5°.

      de wijze, waarop een onderhoudsverklaring tot stand komt, de omstandigheden, waaronder deze verklaring ongeldig wordt en een vermelding, welk personeel deze verklaring mag tekenen;

  • d.

    er voor te zorgen, dat het met het onderhoud belaste personeel wordt onderricht met betrekking tot de gebezigde onderhoudsmethoden, in het bijzonder indien nieuwe luchtvaartuigen dan wel nieuwe of ongewone uitrusting in gebruik worden dan wel wordt genomen.

Artikel

114

Rondvluchten

Door Onze Minister worden regelen gesteld ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van rondvluchten met inbegrip van regelen voor de instrumenten, uitrustingsstukken en installaties, welke naar gelang het type luchtvaartuig, de aard van de rondvlucht en de omstandigheden, waaronder de rondvlucht wordt uitgevoerd, aan boord van het luchtvaartuig aanwezig en voor het gebruik gereed moeten zijn.

Afdeling

III

Niet-verkeersvluchten

Artikel

115

Algemeen

De voorschriften van deze afdeling gelden uitsluitend ten aanzien van niet-verkeersvluchten. De voorschriften, gegeven in Afdeling I van dit Hoofdstuk, zijn onverminderd van toepassing.

Artikel

116

Vluchtvoorbereiding en vluchtuitvoering

Door Onze Minister worden regelen gesteld ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van de vluchten, met inbegrip van regelen voor de instrumenten, uitrustingsstukken en installaties, welke naar gelang het type luchtvaartuig, de aard van de vlucht en de omstandigheden, waaronder de vlucht wordt uitgevoerd, aan boord van het luchtvaartuig aanwezig en voor het gebruik gereed moeten zijn.

Artikel

116a

Samenstelling stuurhutpersoneel

Tijdens een vlucht met een vliegtuig, waarvan de maximale startmassa meer dan 5700 kg bedraagt, moet het stuurhutpersoneel ten minste zowel een eerste als een tweede bestuurder omvatten.

Artikel

116b

Ontheffing luchtvervoersvergunning

Bij vervoer met een luchtvaartuig, waarvan de massa tenminste 2 ton bedraagt, ten behoeve van eigen bedrijf, waarvoor krachtens artikel 16d, van de Luchtvaartwet ontheffing is verleend van de in artikel 16 van de Luchtvaartwet vervatte verplichting, moeten de door Onze Minister te geven voorschriften of beperkingen in acht worden genomen.

Afdeling

IV

Het gebruik van zweefvliegtuigen en motorzweefvliegtuigen

Artikel

117

Middelen voor de opstijging

De opstijging van zweefvliegtuigen en van motorzweefvliegtuigen met uitgeschakelde voortstuwingsinstallatie mag slechts geschieden met behulp van middelen, welke voldoen aan de door Onze Minister te stellen technische voorschriften. Lieren moeten zijn voorzien van een geldig bewijs van deugdelijkheid als bedoeld in artikel 92, eerste lid.

Artikel

117a

Uitrusting

Bij kunstvluchten en bij wolkenvluchten moet iedere inzittende van een zweef- of motorzweefvliegtuig voorzien zijn van een in goede staat verkerend valscherm.

Artikel

117b

Oefen- en examenvluchten

Onverminderd het bij of krachtens artikel 88, derde lid, bepaalde moet bij een oefen- of examenvlucht met een zweef- of motorzweefvliegtuig de aan de vlucht voorafgaande dagelijkse inspectie worden uitgevoerd door een zweefvlieginstructeur.

Afdeling

V

Gebruik van het luchtruim

Artikel

118

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Luchtvaartterreinen

Artikel

119

Algemeen

Artikel

120

Afmetingen banen en rijbanen

Artikel

121

Plaats en vorm van baan en strook

Artikel

122

Platform

Artikel

123

Voorzieningen op een luchtvaartterrein

Artikel

124

Aanduiding van hindernissen

De exploitant moet zorg dragen, dat hindernissen, welke gevaar voor luchtvaartuigen opleveren dan wel kunnen opleveren en welke zich bevinden op het luchtvaartterrein:

  • a.

    worden verwijderd; of, indien zulks niet wel mogelijk is,

  • b.

    worden aangeduid door vlaggen, tekens of kleuren overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde voorschriften.

Artikel

125

Lichten op een luchtvaartterrein

Artikel

126

Verlichting van hindernissen

De exploitant is verplicht lichten te plaatsen ter aanduiding van de hindernissen als bedoeld in artikel 124, overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde voorschriften.

Artikel

127

Hulpmiddelen

De exploitant is op verzoek van Onze Minister verplicht te gedogen, dat op het luchtvaartterrein elektronische, meteorologische en eventueel andere hulpmiddelen ten behoeve van de aan Onze Minister en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut met betrekking tot de luchtverkeersbeveiliging en de luchtvaartmeteorologische dienstverlening opgedragen taken.

Artikel

128

E.H.B.O. en gezondheidsorganisatie

Artikel

129

Brandbestrijding

Artikel

130

Onderhoud luchtvaartterrein

Artikel

131

Verslag

De exploitant moet zorg dragen, dat driemaandelijks een verslag over de toestand van het luchtvaartterrein aan Onze Minister wordt aangeboden.

Artikel

132

Artikel

132a

Grondafhandeling op het luchtvaartterrein

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake het verrichten van grondafhandelingsdiensten op het luchtvaartterrein.

Artikel

133

Toezicht exploitant

Artikel

133a

Plaatselijke verkeersleiding

Op een gecontroleerd luchtvaartterrein moet een regeling worden getroffen tussen de exploitant en de plaatselijke verkeersleidingsdienst met betrekking tot het luchtvaartterreinverkeer op het landingsterrein, uitgezonderd luchtvaartuigen en met betrekking tot het verkeer van luchtvaartuigen naar, van en op de platforms. Deze regeling behoeft de instemming van Onze Minister.

Artikel

134

Havenmeester

Artikel

135

Taak havenmeester

De havenmeester is belast met de dagelijkse uitvoering van het toezicht op het luchtvaartterrein en in het bijzonder met het toezicht op de veiligheid en de goede orde daarop.

Artikel

136

Verstrekken van gegevens

Artikel

137

Het branden van de lichten

De havenmeester moet zorg dragen, dat bij nacht of tijdens instrument-weersomstandigheden (IMC) de verlichting en de lichten, bedoeld in de artikelen 125 en 126, tijdig en voor zover nodig worden ontstoken en blijven branden zolang zulks voor de veiligheid van het luchtverkeer nodig wordt geacht.

Artikel

138

Voorzieningen landingsterrein

De havenmeester moet zorg dragen, dat:

  • a.

    in het seinvierkant steeds de benodigde tekens worden geplaatst;

  • b.

    in geval van windstilte de op het luchtvaartterrein aanwezige landings-T wordt vastgezet in de richting waarin moet worden geland en opgestegen; onder windstilte wordt verstaan wind met een snelheid van ten hoogste 2,5 m per seconde.

Artikel

139

Veiligheid landingsterrein

Artikel

140

Veiligheid platform

Artikel

141

Kennisgeving aan Onze Minister

Artikel

142

Register

Artikel

143

Bekendmaking tarieven

De havenmeester moet zorg dragen, dat op de daarvoor geëigende en duidelijk waarneembare plaats ter inzage aanwezig zijn:

  • a.

    de vastgestelde tarieven voor het gebruik, dat door luchtvaartuigen wordt gemaakt van het betreffende luchtvaartterrein en van de zich daarop bevindende opstallen;

  • b.

    een lijst betreffende eventueel te heffen kosten voor het gebruik van de verschillende inrichtingen, de herstellingen aan luchtvaartuigen en al hetgeen daarmede samenhangt.

Artikel

144

Ontheffing

Het bij of krachtens de artikelen 121, 122, 123, 124, 125, 126, 128, tweede lid, 129, 134, derde lid, en 138, onder b, bepaalde is niet van toepassing, indien en voor zover daarvan door Onze Minister geheel of gedeeltelijk ontheffing is verleend.

Hoofdstuk

VII

Artikel

145

Publikaties

Vervallen

Artikel

146

A.I.P.

Vervallen

Artikel

147

NOTAM

Vervallen

Artikel

148

Verspreiding NOTAM

Vervallen

Artikel

149

Mededelingen aan Nederlandse Luchtvarenden en Eigenaren van Luchtvaartuigen

Vervallen

Artikel

150

Samenstelling AIP, NOTAM, AIC en Luchtvaartkaarten

Vervallen

Artikel

151

Abonnementsprijs

Vervallen

Artikel

152

Het geven van inlichtingen voor de vlucht

Vervallen

Artikel

153

Het in ontvangst nemen van inlichtingen na de vlucht

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

Verkeersbeveiliging

Artikel

154

Vervallen

Artikel

155

Vervallen

Artikel

156

Vervallen

Artikel

157

Vervallen

Hoofdstuk

IX

Luchtvaartvertoningen en luchtvaartwedstrijden

Artikel

158

Aanvraag ontheffingen ex artikel 14, 31 en 33 van de Luchtvaartwet en toestemming luchtvaartvertoningen en luchtvaartwedstrijden

Artikel

158a

Aanvraag ontheffingen

Hoofdstuk

X

Vergoedingen

Artikel

159

Vaststelling

Artikel

160

Betalingen

Artikel

161

Vervallen

Artikel

162

Vervallen

Artikel

163

Vervallen

Artikel

164

Vervallen

Artikel

165

Vervallen

Hoofdstuk

XI

Straf- en slotbepalingen

Artikel

166

Strafbepalingen

Artikel

167

Overgangsbepalingen

De vóór de inwerkingtreding van dit besluit door Onze Minister afgegeven bewijzen van inschrijving, van luchtwaardigheid, van geschiktheid, van gelijkstelling en van deugdelijkheid treden in de plaats van de overeenkomstige in dit besluit vermelde bewijzen. Voor bewijzen, waarvan het model afwijkt van de bedoelde overeenkomstige bewijzen, geschiedt dit slechts voor de duur van ten hoogste zes maanden. In deze periode worden de bewijzen van afwijkend model door Onze Minister vervangen door overeenkomstige in dit besluit vermelde bewijzen zonder dat daarbij enige kosten in rekening worden gebracht.

Artikel

168

Titel

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Regeling Toezicht Luchtvaart" of "R.T.L.".

Artikel

169

Intrekking bestaande Regeling Toezicht Luchtvaart

Het Koninklijk besluit van 6 december 1928, Stb. 454 (Regeling Toezicht Luchtvaart), wordt ingetrokken.

Artikel

170

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip, waarop de Luchtvaartwet in werking treedt.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
JULIANA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. VAN AARTSEN.
De Minister van Justitie a.i., STRUYCKEN.