Wet van 9 april 1959, houdende een interimregeling inzake beperking van samenloop van pensioenen en uitkeringen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet met renten en uitkeringen ingevolge de Ongevallenwetten, bijslagen op die renten en uitkeringen en toeslagen op renten krachtens de Invaliditeitswet

Wet interimregeling beperking samenloop uitkeringen AWW en uitkeringen Ongevallenwetten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te treffen inzake beperking van samenloop van pensioenen en uitkeringen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet met renten en uitkeringen ingevolge de Ongevallenwetten in verbinding met de Liquidatiewet ongevallenwetten, bijslagen op die renten en uitkeringen en toeslagen op renten krachtens de Invaliditeitswet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Samenloop van uitkeringen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet met uitkeringen krachtens de Ongevallenwetten in verbinding met de Liquidatiewet ongevallenwetten

Artikel

1

Artikel

2

In de gevallen, waarin artikel 1 toepassing vindt ten aanzien van een weduwe, die tevens in het genot is van rente ingevolge de Invaliditeitswet, waarop zij tot het in werking treden van deze wet ingevolge de Wet tot aanvulling van renten krachtens de Invaliditeitswet en de wet van 3 februari 1954 (Stb. 60) toe- en bijslagen genoot, wordt de in artikel 1 voorziene korting toegepast op het gezamenlijk bedrag der rente of uitkering ingevolge de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, onderscheidenlijk de Zeeongevallenwet 1919 en van de daarop verleende wettelijke bijslag, vermeerderd met de evenbedoelde toe- en bijslagen op de rente ingevolge de Invaliditeitswet.

Artikel

3

Het bepaalde bij het eerste lid van artikel 1 vindt overeenkomstige toepassing in geval van samenloop van de uitkering, bedoeld in artikel 15 der Algemene Weduwen- en Wezenwet met de uitkering, bedoeld in artikel 22 der Ongevallenwet 1921, artikel 43 der Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en artikel 2, derde lid, onder d, der Zeeongevallenwet 1919.

Artikel

4

Artikel

5

Bij de toepassing van deze paragraaf wordt een verhoging, ingevolge artikel 21 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, van het pensioen of de tijdelijke weduwenuitkering, bedoeld in artikel 1, welke plaatsvindt na de dag, met ingang van welke de rente of de uitkering is toegekend, niet op de rente of uitkering in mindering gebracht.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

In de gevallen, waarin het bepaalde in deze paragraaf toepassing heeft gevonden ten aanzien van renten, waarvan de datum van ingang ligt nà 30 september 1959, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regelen gegeven voor de berekening van de contante waarde dier renten in verband met de toepassing van de artikelen 57, 58 en 95 der Ongevallenwet 1921 en de artikelen 25 en 103 der Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922.

§

2

Samenloop van uitkeringen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet met toeslagen op renten krachtens de Invaliditeitswet

Artikel

8

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

9

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

10

De bepalingen van de Wet tot aanvulling van renten krachtens de Invaliditeitswet en van haar uitvoeringsvoorschriften, alsmede de bepalingen van de wet van 3 februari 1954 (Stb. 60), zoals die bepalingen luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop deze wet in werking treedt, blijven van toepassing ten aanzien van:

  • a.

    weduwenrenten krachtens de Invaliditeitswet over tijdvakken, gelegen vóór de dag, waarop deze wet in werking treedt;

  • b.

    weduwenrenten, toegekend aan vrouwen, die op de dag, voorafgaande aan die, waarop deze wet in werking treedt, recht hadden op toe- en bijslagen op de weduwenrente en die geen aanspraak kunnen maken op een weduwenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet, zulks tot de dag, met ingang waarvan zij wel aanspraak op een zodanig pensioen kunnen maken.

Artikel

11

Artikel

12

Aan de weduwen, die aanspraak kunnen maken op weduwenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet, wordt over de tijd, waarover aanspraak op een zodanig pensioen bestaat, de toeslag, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet tot aanvulling van renten krachtens de Invaliditeitswet, niet verstrekt.

Artikel

13

Aan de wezen, die aanspraak kunnen maken op wezenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet dan wel ten aanzien van wie aanspraak bestaat op kinderbijslag ingevolge artikel 76, tweede en vierde lid, van die wet, wordt over de tijd, waarover aanspraak op een zodanig pensioen of een zodanige kinderbijslag bestaat, de toeslag, bedoeld in artikel 17, vierde lid, van de Wet tot aanvulling van renten krachtens de Invaliditeitswet, niet verstrekt.

§

3

Slotbepalingen

Artikel

14

De Sociale Verzekeringsbank, de uitvoeringsinstellingen, bedoeld in artikel 41, derde lid van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en de Vereeniging «Zee-Risico» zijn gehouden elkaar wederkerig kosteloos de inlichtingen, welke ten behoeve van de uitvoering van deze wet worden verlangd, te verstrekken en toe te zenden.

Artikel

15

Artikel

16

Indien de in § 1 van deze wet voorziene korting geen toepassing heeft gevonden als gevolg van het verstrekken van onjuiste inlichtingen door degene, aan wie tijdelijke weduwenuitkering of pensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet is toegekend, diens wettelijke vertegenwoordiger of de persoon, aan wie of het orgaan, aan hetwelk ingevolge artikel 31 of artikel 32 der Algemene Weduwen- en Wezenwet pensioen of tijdelijke weduwenuitkering wordt uitbetaald, kan hetgeen aan rente of uitkering ingevolge de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, onderscheidenlijk de Zeeongevallenwet 1919 en aan daarop verleende wettelijke bijslag, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder a, te veel of ten onrechte is uitbetaald worden teruggevorderd, dan wel in mindering worden gebracht op later uit te betalen termijnen van de bedoelde rente of uitkering en wettelijke bijslag alsmede op later uit te betalen termijnen van het pensioen of de tijdelijke weduwenuitkering ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet.

Artikel

17

In de gevallen, waarin over een tijdvak, waarover reeds een rente of uitkering ingevolge de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, onderscheidenlijk de Zeeongevallenwet 1919 werd uitbetaald, naderhand tevens een pensioen of tijdelijke weduwenuitkering ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt toegekend, kan hetgeen als gevolg van het bepaalde in § 1 aan zodanige rente of uitkering en aan daarop verleende wettelijke bijslag, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder a, te veel of ten onrechte is uitbetaald, onverminderd het bepaalde in artikel 16, in mindering worden gebracht op de uit te betalen termijnen van dat pensioen of die tijdelijke weduwenuitkering.

Artikel

18

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid kan ter uitvoering van deze wet nadere regelen stellen. Daarbij kan voor gevallen, waarin toepassing van de vorige artikelen er toe zou leiden, dat een belanghebbende wegens een ongeval dan wel een overlijden, dat vóór het in werking treden van deze wet heeft plaats gevonden, minder aan inkomsten zou genieten dan vóór genoemd tijdstip, de korting, voorzien in de vorige artikelen, naar billijkheid worden verminderd.

Artikel

18a

Waar in deze wet en in de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt gesproken van weduwe, wordt daaronder mede verstaan de vrouw, die ingevolge artikel 4a van de Algemene Weduwen- en Wezenwet als weduwe wordt aangemerkt of ingevolge artikel 56a van die wet met een weduwe wordt gelijkgesteld.

Artikel

19

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid a.i., BEEL.
De Minister van Financiën a.i., J. ZIJLSTRA.
De Minister van Justitie a.i., STRUYCKEN.