Wet van 14 juli 1960, houdende voorziening nopens het weren van bepaalde besmettelijke ziekten, welke door internationaal verkeer worden verbreid

Quarantainewet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is gebleken voor de toepassing van de op 25 mei 1951 te Genève tot stand gekomen Internationale Sanitaire Regeling met Bijlagen (Regeling No. 2 van de Wereldgezondheidsorganisatie, aangenomen door de vierde Wereldgezondheidsvergadering; Trb. 1952, 145), zoals gewijzigd, welke regeling ingevolge de artikelen 21 en 22 van het Statuut der Wereldgezondheidsorganisatie juncto artikel 67 van de Grondwet voor Nederland verbindend is, enige voorziening te treffen nopens het weren van bepaalde besmettelijke ziekten, welke door internationaal verkeer worden verbreid;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

"de Internationale Gezondheidsregeling": de Internationale Gezondheidsregeling met Bijlagen (Trb. 1970, 30);

"Onze Minister": Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

"de inspecteur": de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

Artikel

2

Voor de toepassing van de Internationale Gezondheidsregeling en het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

"haveninrichting": los-, laad- en ligplaats van schepen, en zich in de nabijheid daarvan bevindende bedrijven, magazijnen, vemen en andere opslagplaatsen, alsmede terreinen en gebouwen, welke op grond van hun ligging en bestemming of gebruik moeten worden geacht daartoe te behoren;

"pokken": variola major en variola minor.

Artikel

3

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde gelden mede de definities van artikel 1 van de Internationale Gezondheidsregeling.

Artikel

4

In Nederland worden de taken van de "gezondheidsadministratie", als bedoeld in artikel 1 van de Internationale Gezondheidsregeling, vervuld door Onze Minister.

Artikel

5

Titel

II

Berichtgeving over ziekten

Artikel

6

Artikel

7

Indien een ingevolge de Internationale Gezondheidsregeling onder toezicht gesteld persoon naar het buitenland vertrekt, doet de burgemeester van de gemeente waar het toezicht laatstelijk werd uitgeoefend, hiervan onverwijld mededeling aan de bevoegde hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, die zorg draagt voor de in artikel 27, tweede lid, van de Internationale Gezondheidsregeling vereiste kennisgeving.

Artikel

8

Titel

III

Taak van de gezondheidsadministratie

Artikel

9

Onze Minister is bevoegd voorschriften te geven in het belang van een goede uitvoering van artikel 14, tweede en derde lid, van de Internationale Gezondheidsregeling.

Artikel

10

Onze Minister wijst de havens aan, welke moeten beschikken over voorzieningen, als bedoeld in artikel 15 van de Internationale Gezondheidsregeling.

Artikel

11

Onze Minister treft regelingen met betrekking tot ontratting, de afgifte van certificaten van ontratting en de afgifte van certificaten tot vrijstelling van ontratting, als bedoeld in artikel 53 van de Internationale Gezondheidsregeling. Daarbij worden de havens aangewezen, welke moeten beschikken over personeel, dat bevoegd en bekwaam is schepen te ontratten en te inspecteren ten behoeve van de afgifte van certificaten.

Artikel

12

Titel

IV

Taak van de gezondheidsautoriteit

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Het ingevolge de Internationale Gezondheidsregeling aan de gezondheidsautoriteit opgedragen medisch onderzoek geschiedt door of onder verantwoordelijkheid van de arts die de burgemeester bijstaat.

Titel

V

Verplichtingen van gezagvoerders, leiders bij trein- en wegvervoer en vervoerde personen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Titel

VI

Inenting tegen pokken, cholera en gele koorts

Artikel

23

De inenting tegen pokken en cholera ter verkrijging van een internationaal geldig certificaat geschiedt onder door Onze Minister vast te stellen voorwaarden, door of onder directe verantwoordelijkheid van een arts.

Artikel

24

Onze Minister stelt de vorm vast van de afdruk van het officiële stempel, bedoeld in aanhangsel 2 van de Internationale Gezondheidsregeling.

Artikel

25

De arts gebruikt voor de enting tegen pokken en cholera de entstoffen, toegelaten door Onze Minister.

Artikel

26

Onze Minister bepaalt, wie gerechtigd zijn met de door hem aan te geven entstof te enten tegen gele koorts ter verkrijging van een internationaal geldig certificaat.

Titel

VII

Kosten

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

De schade, welke het gevolg is van de uitvoering van maatregelen, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van deze wet, komt voor rekening van de exploitant van de betreffende haveninrichting. Deze schade kan worden verhaald op het Rijk, indien de maatregelen noodzakelijk zijn geworden buiten de schuld van de exploitant.

Artikel

30

De kosten van het onderzoek van schepen, noodzakelijk ter verkrijging van één der certificaten, bedoeld in artikel 53, tweede lid, der Internationale Gezondheidsregeling, alsmede de kosten der ter verkrijging van zodanig certificaat verrichte ontrattingen van schepen, komen ten laste van de gezagvoerder van het desbetreffende schip. Onze Minister stelt het tarief vast voor het onderzoek en voor de ontrattingen, als bedoeld in de vorige volzin, hetwelk in geheel Nederland geldt en gelijkluidend is voor elk schip, varende onder welke vlag ook.

Artikel

31

Behoudens het bepaalde in artikel 82 van de Internationale Gezondheidsregeling alsmede in andere door Onze Minister te bepalen gevallen komen de kosten van inenting ter verkrijging van een internationaal geldig certificaat van inenting ten laste van belanghebbende.

Titel

VIII

Slot-, straf- en overgangsbepalingen

Artikel

32

Artikel

33

De burgemeester, de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid en alle anderen, die met de uitvoering van de ingevolge de Internationale Gezondheidsregeling en deze wet voorgeschreven maatregelen zijn belast, zijn na behoorlijke legitimatie en voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is bevoegd schepen, luchtvaartuigen, treinen, andere middelen van vervoer en haveninrichtingen met inbegrip van woningen te betreden, zelfs zonder toestemming van de op of in het vervoermiddel of op de haveninrichting verantwoordelijke personen of van hen, die met de leiding van een haveninrichting zijn belast. Zij zijn tevens bevoegd alle plaatsen te betreden teneinde schepen, luchtvaartuigen, andere middelen van vervoer en haveninrichtingen te bereiken. Degene, die de leiding heeft op het betreffende voertuig of op de betreffende haveninrichting, stelt hem in de gelegenheid zich aldaar toegang te verschaffen.

Artikel

34

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gegeven ter uitvoering van deze wet en van de Internationale Gezondheidsregeling.

Artikel

34a

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

De wet van 28 maart 1877, Stb. 35, tot wering van besmetting door uit zee aankomende schepen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 maart 1922, Stb. 135, en de wet van 26 oktober 1935, Stb. 626, tot regeling van het sanitaire toezicht op de luchtvaart, worden ingetrokken.

Artikel

38

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Quarantainewet". Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip. Wij kunnen het inwerkingtreden van de verschillende onderdelen van deze wet op verschillende tijdstippen bepalen.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, autoriteiten, Colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, VAN ROOY.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.