Artikel
1
Deze wet verstaat onder "walvissen": baleinwalvissen en potvissen.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Deze wet verstaat onder "walvissen": baleinwalvissen en potvissen.
Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister van Landbouw en Visserij van een Nederlands schip uit walvissen te vangen of te doden dan wel aan boord van zodanig schip walvissen te verwerken.
Aan een vergunning, als bedoeld in het vorige lid, worden voorschriften verbonden ter bescherming van de walvisstand dan wel ter bevordering van het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot walvissen.
Bij de in lid 2 bedoelde voorschriften zal worden verboden:
walvissen van bepaalde soorten, walvissen welke een bepaalde lengte niet hebben bereikt en vrouwelijke walvissen, welke vergezeld worden door jonge dieren, te vangen of te doden;
walvissen in bepaalde zeegebieden te vangen, te doden of te verwerken;
gedode walvissen, niet, niet tijdig of niet volledig te verwerken.
Deze voorschriften kunnen voorts onder meer regelen inhouden omtrent het vangen, doden of verwerken van walvissen in bepaalde tijdvakken, omtrent het tijdstip, waarop de walvisvangst ieder seizoen moet worden gestaakt, omtrent de wijze van beloning van de harpoeniers en de bemanningen van de vaartuigen waarmede de walvisvangst zal worden uitgeoefend, zomede omtrent de door de vergunninghouder met betrekking tot de walvisvangst te verstrekken gegevens.
Vervallen
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
De Wet op de Walvisvangst (Stb. 1951, 98) wordt ingetrokken.
Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip. Zij kan worden aangehaald als "Wet op de Walvisvangst 1960".
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.