Besluit van 19 augustus 1961, tot instelling van een bedrijfschap voor het bakkersbedrijf
Instellingsbesluit bedrijfschap bakkersbedrijf
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
2
1
Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen, waarin wordt uitgeoefend:
-
a.
het bedrijf van het bereiden van brood, al dan niet tezamen met andere bakkersartikelen, of
-
b.
het bedrijf van het verkopen van in een andere onderneming bereid brood door middel van wijkbezorging aan particulieren, indien dit gepaard gaat met het bereiden van andere bakkersartikelen.
2
Onder de ondernemingen, bedoeld in het eerste lid, onder a, zijn niet begrepen:
-
a.
de ondernemingen, waarin uitsluitend roggebrood wordt bereid;
-
b.
de ondernemingen, waarin bij de uitoefening van het banketbakkersbedrijf geen ander brood dan kleinbrood, krentenbrood, kerstbrood of soortgelijke gelegenheidsprodukten wordt bereid.
3
Dit besluit verstaat onder:
bakkersartikelen: geheel of gedeeltelijk uit meel of bloem bereide artikelen;
wederverkoper: degene die een onderneming drijft, waarin brood dat in een andere onderneming is bereid, wordt verkocht aan particulieren;
wet: de Wet op de Bedrijfsorganisatie.
Artikel
3
1
Het bedrijfschap heeft voor de aangelegenheden, welke de regeling van het in artikel 4, onder c, genoemde onderwerp betreffen, een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet, genaamd Commissie Aangelegenheden Wederverkopers.
2
De leden van het orgaan worden benoemd door de organisaties van ondernemers en van werknemers, daartoe aangewezen door de Sociaal-Economische Raad. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van de betrokken ondernemers en van de betrokken werknemers, welke verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid zijn.
3
De organisaties zijn bevoegd voor elk lid, dat zij benoemen, tevens een plaatsvervanger te benoemen.
4
De Sociaal-Economische Raad bepaalt het aantal leden van het orgaan, alsmede het aantal leden dat elke aangewezen organisatie kan benoemen, in dier voege dat het aantal leden, te benoemen door organisaties welke ook zijn aangewezen tot het benoemen van bestuursleden van het bedrijfschap, gelijk is aan het aantal leden, te benoemen door organisaties, welke niet als zodanig zijn aangewezen.
Artikel
4
Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:
-
a.
het aanbieden en verstrekken van geschenken in de vorm van goederen of diensten;
-
b.
het geven van kortingen bij de verkoop van bakkersartikelen aan particulieren;
-
c.
de levering van brood, al dan niet tezamen met andere bakkersartikelen, aan wederverkopers door degenen, die een onderneming drijven, waarin het in artikel 2, eerste lid, onder a, genoemde bedrijf wordt uitgeoefend;
-
d.
de levering van brood, al dan niet tezamen met andere bakkersartikelen, door middel van wijkbezorging aan particulieren, aan wie door de daarbij betrokken ondernemer of werknemer tevoren als bezorger van een andere onderneming brood is geleverd;
-
e.
de registratie van de ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;
-
f.
het verstrekken van gegevens ten behoeve van de voorbereiding van verordeningen of het toezicht op de naleving ervan, dan wel ten behoeve van het vaststellen van heffingen;
-
g.
de inzage van boeken en bescheiden ter verkrijging van gegevens, welke in strijd met een bij verordening opgelegde verplichting niet zijn verstrekt, dan wel ter verificatie van op grond van een verordening verstrekte gegevens, waarvan de juistheid niet is gestaafd door een verklaring van een deskundige, die aan door het bestuur van het bedrijfschap te stellen eisen voldoet.
Artikel
5
Een verordening betreffende het in artikel 4, onder c, genoemde onderwerp wordt niet vastgesteld dan nadat de Commissie Aangelegenheden Wederverkopers in de gelegenheid is gesteld over het ontwerp van de verordening van advies te dienen. Bij het inzenden van de verordening ter goedkeuring wordt dit advies overgelegd. In het advies wordt desverlangd melding gemaakt van afwijkende gevoelens van een minderheid in de commissie.
Artikel
6
Verordeningen betreffende de in artikel 4, onder e, f en g, genoemde onderwerpen behoeven in plaats van de in artikel 94 van de wet voorziene goedkeuring, die van de Sociaal-Economische Raad, tenzij reeds op grond van enige andere bepaling van de wet de goedkeuring van Onze betrokken Ministers is vereist. In dit laatste geval beslissen dezen omtrent de goedkeuring niet dan na de raad te hebben gehoord.
Artikel
7
Bij verordeningen betreffende de in artikel 4, onder a en b, genoemde onderwerpen kan worden bepaald, dat de bij of krachtens die verordeningen gestelde regelen, voor zover zij betrekking hebben op brood, mede anderen dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig plegen te worden verricht in de ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld.
Artikel
8
Overtredingen van een op grond van artikel 4 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.
Artikel
9
1
Behoudens het in het tweede en derde lid bepaalde, worden de heffingen, bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de wet opgelegd:
-
a.
voor de ondernemingen, waarin het in artikel 2, eerste lid, onder a, bedoelde bedrijf wordt uitgeoefend, naar de grondslag van de hoeveelheid meel of bloem, gebezigd voor de bereiding van bakkersartikelen;
-
b.
voor de ondernemingen, waarin het in artikel 2, eerste lid, onder b, bedoelde bedrijf wordt uitgeoefend, naar de grondslag van de in de uitoefening van dat bedrijf verkregen omzet in geld van bakkersartikelen.
Artikel
10
Dit besluit kan worden aangehaald als Instellingsbesluit bedrijfschap bakkersbedrijf.
Artikel
11
Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Onze Ministers van Algemene Zaken, van Economische Zaken, van Landbouw en Visserij en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.