Rijkssubsidieregeling voor het algemeen maatschappelijk werk
Rijkssubsidieregeling voor het algemeen maatschappelijk werk
de Minister van Maatschappelijk Werk
Overwegende, dat de instellingen voor algemeen maatschappelijk werk niet tot de gewenste en noodzakelijke ontwikkeling kunnen worden gebracht zonder financiële steun van rijkswege;
BESLUIT:
voor het verkrijgen van rijkssubsidie de volgende regelen te stellen.
§
I
Algemene bepalingen
Artikel
1
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a.
de minister:
de Minister van Maatschappelijk Werk;
b.
het ministerie:
het Ministerie van Maatschappelijk Werk;
c.
instelling:
een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, die zich ten doel stelt:
het verrichten van arbeid, gericht op het voorkomen en opheffen van de verscheidene maatschappelijke moeilijkheden van de mens als zodanig en van het gezin, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de relatie met andere levensverbanden, teneinde bij te dragen tot een persoonlijk en maatschappelijk bevredigend functioneren van de mens;
d.
diploma:
diploma van een ingevolge de Nijverheidsonderwijswet gesubsidieerde school voor maatschappelijk werk;
e.
getuigschrift:
schriftelijke verklaring, afgegeven door het bestuur van een der opleidingsinstituten, genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, dat de betrokkene de opleiding met goed gevolg heeft doorlopen;
f.
salaris:
alle betalingen aan – dan wel ten behoeve van – functionarissen, supervisors in vast dienstverband en administratieve hulpkrachten, welke worden gerekend tot het belastbaar loon volgens het Besluit op de Loonbelasting 1940;
g.
adviescommissie:
de door de minister ingestelde commissie, belast met het uitbrengen van adviezen inzake deze regeling.
Artikel
2
Voor subsidie op grond van deze regeling kunnen in aanmerking komen in Nederland gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende, privaatrechtelijke instellingen, welke blijkens hun stichtingsakte of statuten algemeen maatschappelijk werk verrichten.
Artikel
3
1
Als functionaris wordt aangemerkt:
a.
de leidinggevend maatschappelijk werker;
b.
de maatschappelijk werker;
c.
de candidaat-maatschappelijk werker;
d.
de assisterende beroepskracht.
2
De functionarissen kunnen worden belast met verschillende taken, met dien verstande, dat in het kader van deze regeling wordt verstaan onder:
a.
leidinggevend maatschappelijk werker
degene, die belast is met het geven van directe leiding aan de uitvoerende arbeid van maatschappelijk werkers en candidaat-maatschappelijk werkers, alsmede met het geven van voorlichtende instructies ten behoeve van de werkzaamheden van assisterende beroepskrachten en vrijwilligers;
b.
maatschappelijk werker
degene, die belast is met taken van uitvoerende arbeid van algemeen maatschappelijk werk;
c.
candidaat-maatschappelijk werker
degene, die belast is met uitvoerende arbeid als genoemd onder b, voor zover deze verricht kan worden in combinatie met de studie ter verkrijging van de noodzakelijke deskundigheid;
d.
assisterende beroepskracht
degene, die, onder directe leiding en op aanwijzing van de maatschappelijk werker, aan wie hij is toegevoegd, belast is met taken van uitvoerende arbeid op middelbaar niveau.
Artikel
4
Als administratieve hulpkracht wordt aangemerkt de hulpkracht, die administratieve werkzaamheden verricht ten behoeve van de functionarissen voor het algemeen maatschappelijk werk en eventueel van de deskundigen. De administratieve hulpkracht, belast met het voeren van de financiële administratie van de instelling, wordt niet als zodanig aangemerkt.
Artikel
5
Als deskundigen in de zin van deze regeling worden beschouwd een supervisor, een psychiater of een psycholoog, die als adviserend medewerker met het oog op de arbeid van de leidinggevend maatschappelijk werker(s) en/of de maatschappelijk werker(s) aan de instelling is verbonden.
De werkzaamheden van de supervisor dienen — zo nodig — tevens gericht te zijn op de candidaat-maatschappelijk werker(s).
Artikel
6
Wijzigingen in de stichtingsakte of de statuten en in de werkwijze van de instelling dienen ter kennis van de minister te worden gebracht.
Artikel
7
Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verleend, voor zover de wetgever de nodige gelden heeft toegestaan.
Artikel
8
Aan de toekenning van subsidie of voorschotten daarop kan geen aanspraak worden ontleend op de toekenning van subsidie over volgende jaren.
Artikel
9
1
Indien een instelling voor de eerste maal subsidie aanvraagt, wordt de beslissing ten aanzien van deze aanvraag door de minister eerst genomen na voorafgaand overleg met de betrokken provinciale of gemeentelijke overheid, aan welke een afschrift van deze beslissing wordt gezonden.
2
Het in het eerste lid gestelde is eveneens van toepassing, indien een instelling een verzoek indient voor uitbreiding van het aantal voor subsidie in aanmerking komende functionarissen, de inschakeling van deskundigen of het gebruik van een auto.
§
II
Voorwaarden voor subsidieverlening
Artikel
10
1
Een instelling komt voor subsidie in aanmerking, indien
a.
de functionarissen werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van en volgens richtlijnen te geven door het bestuur van de instelling;
b.
de functionarissen voldoen aan de eisen, gesteld in artikel 11;
c.
de arbeidsvoorwaarden van de functionarissen door het bestuur van de instelling schriftelijk worden vastgelegd;
d.
aan de onderscheiden facetten van het algemeen maatschappelijk werk, gelet op de omstandigheden in plaats of streek, de nodige aandacht wordt besteed, en het werk op deskundige wijze wordt verricht;
e.
de werkzaamheden van een functionaris gericht zijn op een verantwoord aantal personen, dan wel van voldoende omvang zijn — een en ander ter beoordeling van de minister;
f.
het streven gericht is op een verantwoorde inschakeling van vrijwilligers;
g.
een zodanige samenwerking met instellingen van bijzonder en gespecialiseerd maatschappelijk werk wordt nagestreefd, dat de bemoeienis met personen of gezinnen, welke beter door deze instellingen kan worden behartigd, daaraan wordt overgedragen, en dat de bemoeienis met personen of gezinnen, welke niet of niet langer bij de instellingen van bijzonder of gespecialiseerd maatschappelijk werk behoeft te blijven, van deze wordt overgenomen;
h.
zo mogelijk advies en voorlichting worden ontvangen van een orgaan van samenwerking, als bedoeld in de regeling voor de subsidiëring van organen van samenwerking voor het maatschappelijk werk op levensbeschouwelijke of algemene grondslag (U 88063);
i.
te allen tijde door het bestuur aan de daartoe door of namens de minister aangewezen ambtenaren inlichtingen worden verstrekt omtrent aard en omvang van de werkzaamheden.
2
Indien een instelling niet voldoet aan het gestelde onder d of e van het eerste lid van dit artikel, kan deze toch voor subsidie in aanmerking komen, zij het tot een lager percentage dan genoemd in artikel 14.
Het maximale overheidssubsidie, bedoeld in artikel 31, wordt in dat geval naar evenredigheid verlaagd.
Artikel
11
Van de functionarissen dient:
a.
de leidinggevend maatschappelijk werker in het bezit te zijn van het diploma, gedurende vijf jaar werkzaam te zijn geweest in het algemeen maatschappelijk werk of in een daarmede gelijk te stellen vorm van maatschappelijk gezinswerk en in het bezit te zijn van het diploma van een der voortgezette opleidingen, genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 2;
b.
de maatschappelijk werker in het bezit te zijn van het diploma;
c.
de candidaat-maatschappelijk werker een urgentie-opleiding van maatschappelijk werkers, verbonden aan een ingevolge de Nijverheidsonderwijswet gesubsidieerde school voor maatschappelijk werk, te volgen;
d.
de assisterende beroepskracht in het bezit te zijn van het getuigschrift.
Artikel
12
De minister kan — gehoord de Adviescommissie — besluiten subsidie te verlenen in de kosten van een functionaris in gevallen, waarin hij niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen inzake opleiding en ervaring.
§
III
Grondslag van het subsidie
Artikel
13
Het subsidie aan een instelling wordt verleend in de vorm van een bijdrage in de voor subsidie in aanmerking komende uitgaven voor:
a.
salarissen en diverse op de salarissen rustende kosten, c.q. honoraria;
Het subsidie wordt verleend in de kosten van functionarissen met een volledige dagtaak. Ook kan subsidie worden verleend in de kosten van functionarissen met een gedeeltelijke dagtaak, indien deze van redelijke omvang is.
Artikel
16
1
Het salaris van een functionaris en van een supervisor in vast dienstverband van een instelling komt voor subsidie in aanmerking tot het bedrag, dat, gelet op leeftijd en ervaring van betrokkene, redelijk is te achten, en tot het maximum vermeld in de bij deze regeling behorende bijlage 5.
2
De in de bij deze regeling behorende bijlage 5 vermelde maxima zijn aan dezelfde verhogingen en verlagingen onderworpen als die waaraan de bezoldiging van ambtenaren met een overeenkomstig salaris volgens het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 is onderworpen.
Artikel
17
1
Subsidie voor een leidinggevend maatschappelijk werker kan in het algemeen worden verleend wanneer hij is belast met de directe leiding over ten minste tien maatschappelijk werkers en candidaat-maatschappelijk werkers, werkzaam in het algemeen maatschappelijk werk.
2
In bijzondere gevallen kan de minister het in het eerste lid genoemde subsidie verlenen, wanneer de leidinggevend maatschappelijk werker belast is met de leiding over minder dan tien maatschappelijk werkers en candidaat-maatschappelijk werkers van het algemeen maatschappelijk werk.
3
Het subsidie, genoemd in het eerste lid, kan tijdelijk ook worden verleend in de werkzaamheden van een leidinggevend maatschappelijk werker, die een dienstverband heeft met een provinciaal samenwerkingsorgaan en belast is met de leiding over maatschappelijk werkers en candidaat-maatschappelijk werkers, werkzaam bij enige plaatselijke instellingen voor algemeen maatschappelijk werk. Het subsidie wordt alleen verleend, indien bij dit provinciaal samenwerkingsorgaan de functie van maatschappelijk werk-adviseur vervuld is, en mits er uit de besturen van de betrokken plaatselijke instellingen een commissie is gevormd ter begeleiding van deze leidinggevend maatschappelijk werker.
Artikel
18
Het salaris, bedoeld in artikel 16, eerste lid, kan worden verhoogd met f 600,—, indien de maatschappelijk werker in het bezit is van het diploma van een der Voortgezette Opleidingen, genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 2, alsmede met f 480,— indien een instelling tenminste vier maatschappelijk werkers en/of candidaat maatschappelijk werkers in dienst heeft en indien de zwaardere verantwoordelijkheid of de bijzondere verdiensten van een van de maatschappelijk werkers in zijn salaris tot uitdrukking worden gebracht.
Artikel
19
1
Subsidie in de kosten van een candidaat-maatschappelijk werker gedurende het eerste studiejaar wordt verleend vanaf de datum, waarop met de urgentie-opleiding in feite een aanvang is gemaakt. Voorwaarde hierbij is, dat een daadwerkelijke leiding aan deze functionaris gewaarborgd is, hetzij door een bij de instelling reeds werkzame gediplomeerde maatschappelijk werker, hetzij door een zodanige functionaris van een naburige instelling, hetzij volgens werkafspraken met een provinciaal samenwerkingsorgaan.
2
Subsidie in de kosten van een candidaat-maatschappelijk werker wordt vanaf het tweede studiejaar verleend, indien gestreefd wordt naar een intensieve begeleiding van deze functionaris, hetzij vanuit de instelling zelf, hetzij vanuit een provinciaal samenwerkingsorgaan.
3
Subsidie wordt niet langer verleend, indien het diploma niet is behaald binnen zes jaar nadat met de studie een aanvang is gemaakt.
4
Het subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden ingehouden of teruggevorderd, indien het bestuur van de instelling aan de candidaat-maatschappelijk werker niet voldoende gelegenheid geeft tot het verwerven van de in verband met de door hem gevolgde opleiding noodzakelijke theoretische kennis.
Artikel
20
1
De voor subsidie in aanmerking komende apparaatskosten worden gesteld op f 850,— per jaar per functionaris en supervisor in vast dienstverband.
2
Indien de instelling uitgaven doet voortvloeiende uit het regelmatig gebruik door de functionaris(sen) van een gemotoriseerd vervoermiddel (bromfiets, scooter/motorrijwiel of auto) kan het bedrag van de apparaatskosten worden verhoogd met:
a.
f 150,— voor het gebruik van een bromfiets;
b.
f 450,— voor het gebruik van een scooter of motorrijwiel;
c.
f 1650,— voor het gebruik van een auto.
3
Indien het gemotoriseerd vervoermiddel niet het gehele jaar is gebruikt, wordt het subsidie in evenredigheid tot het aantal maanden gebruik verminderd.
4
Subsidie in de kosten verbonden aan het gebruik van een auto wordt alleen verleend, indien de minister het gebruik daarvan noodzakelijk acht.
Artikel
21
Het salaris van een administratieve hulpkracht kan voor de subsidiëring niet uitgaan boven een bedrag van f 500,— per jaar per functionaris als bedoeld in artikel 3, eerste lid.
Uitgangspunt hierbij is het aantal voor subsidie in aanmerking komende functionarissen voor het algemeen maatschappelijk werk op 31 december van het jaar, waarover het subsidie wordt verleend, waaronder ook worden begrepen de vertrokken functionaris(sen), voor zover de ontstane vacature(s) niet langer dan een jaar onvervuld is (zijn) gebleven.
Artikel
22
De honoraria van deskundigen kunnen voor de subsidiëring ten hoogste bedragen:
indien deze niet in vast dienstverband met de instelling werkt: f 7,50 per uur supervisie ten behoeve van een functionaris, als bedoeld in artikel 3 eerste lid onder a, b en c.
§
IV
Berekening van het subsidie
Artikel
23
1
Het subsidie in het salaris, in de sociale lasten en in de apparaatskosten, bedoeld in artikel 20, eerste lid, wordt per functionaris vastgesteld op het met het basisbedrag, bedoeld in artikel 24, corresponderende bedrag van kolom 2a van de bij deze regeling behorende bijlage 3.
2
Voor zover door de instelling ten behoeve van een functionaris tevens een pensioenverzekering is afgesloten, die voldoet aan artikel 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet — en de pensioenpremie, verminderd met het eventuele werknemersaandeel daarin, tenminste 10% van het salaris bedraagt — wordt het subsidie vastgesteld op het met het basisbedrag, bedoeld in artikel 24, corresponderende bedrag van kolom 2b van de bij deze regeling behorende bijlage 3.
3
Indien een functionaris van een instelling niet het gehele jaar in dienst is geweest, wordt het subsidie in evenredigheid tot het aantal maanden diensttijd verminderd.
Artikel
24
Het basisbedrag wordt gevormd door:
a.
het betaalde jaarsalaris, voor zover dit voldoet aan het gestelde in artikel 16;
b.
indien de functionaris geen vol jaar in dienst is geweest, het salaris, dat aan de hand van het betaalde salaris op jaarbasis is gebracht, voor zover dit voldoet aan het gestelde in artikel 16, hetwelk wordt afgerond op honderd gulden en wel zodanig, dat bedragen tot en met f 50,— naar beneden en bedragen vanaf f 50,01 naar boven worden afgerond.
Artikel
25
Niet als salaris worden aangemerkt:
a.
vergoedingen voor overwerk;
b.
gratificaties en andere bijzondere beloningen;
c.
vergoedingen ter bestrijding van bepaalde kosten, zoals toelagen voor het gebruik van rijwiel e.d.
Artikel
26
1
Aanstelling c.q. ontslag van functonarissen in de loop van de maand worden voor de subsidiëring geacht te zijn geschied met ingang van de eerste van de lopende maand, indien de mutatie voor de 16e en met ingang van de eerste van de daarop volgende maand, indien de mutatie op of na de 16e van de maand heeft plaats gevonden.
2
Mutaties in de opleiding van reeds voor subsidie in aanmerking komende functionarissen, zoals het behalen van het diploma of het getuigschrift worden voor de subsidiëring geacht te zijn ingegaan met ingang van 1 januari van het lopende jaar, indien de mutatie voor 1 juli heeft plaats gevonden en met ingang van 1 januari van het volgende jaar, indien de mutatie op of na 1 juli heeft plaats gevonden.
3
Ten aanzien van functionarissen, die niet subsidiabel waren, maar door een mutatie in de opleiding voor subsidie in aanmerking kunnen komen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel
27
1
Indien de kosten van een administratieve hulpkracht uitsluitend bestaan uit vergoedingen, waarop de sociale verzekeringswetten niet van toepassing zijn, wordt het subsidie in deze kosten vastgesteld op het met het bedrag van de betaalde kosten c.q. het subsidiabele maximum, afgerond op de wijze als vermeld in artikel 24, corresponderende bedrag van kolom 2a van de bij deze regeling behorende bijlage 4.
2
Het subsidie in de kosten van een administratieve hulpkracht, die in vast dienstverband met de instelling werkt, wordt vastgesteld op het met het bedrag van de betaalde kosten c.q. het subsidiabele maximum, afgerond op de wijze als vermeld in artikel 24, corresponderende bedrag van:
a.
kolom 2b, indien de kosten uitsluitend bestaan uit salariskosten en sociale lasten;
b.
kolom 2c, indien de kosten tevens bestaan uit kosten, voortvloeiende uit een pensioenverzekering, bedoeld in artikel 23 tweede lid.
Artikel
28
Het subsidie in de kosten van een supervisor in vast dienstverband wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 23.
Artikel
29
1
Door de instelling ontvangen ziektegelden worden voor de bepaling van het basisbedrag buiten beschouwing gelaten.
2
In de kosten van vervanging wegens ziekte wordt geen subsidie verleend.
Artikel
30
Het subsidie wordt naar boven afgerond op hele guldens.
Artikel
31
Indien het subsidie, dat een instelling ontvangt van rijk, provincie en gemeente samen meer bedraagt dan 80% — of meer dan het verlaagde percentage, bedoeld in artikel 10 tweede lid — van de in artikel 13 bedoelde kosten, wordt het rijkssubsidie met het bedrag der overschrijding verlaagd.
§
V
Indiening van aanvragen voor het verkrijgen van subsidie
Artikel
32
1
Aanvragen tot het verkrijgen van subsidie dienen voor 1 november voorafgaande aan het jaar, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, bij het ministerie — door tussenkomst van het hoofd van het bureau van het ministerie in de provincie — in drievoud te worden ingediend.
Een afschrift van de subsidieaanvraag dient te worden gezonden aan de betrokken provinciale c.q. gemeentelijke overheid.
4
Voor de subsidieaanvraag wordt vastgesteld het bij deze regeling behorende formulier 23.01 (bijlage 6).
5
Een subsidieaanvraag wordt niet in behandeling genomen, indien deze zonder voorafgaande goedkeuring van de minister na 1 november wordt ingediend.
Artikel
33
Indien voor de eerste maal subsidie wordt gevraagd, moeten behalve het subsidieaanvraagformulier de volgende bescheiden worden overgelegd:
a.
een omschrijving van de gronden, waarop subsidie wordt aangevraagd;
b.
een gewaarmerkt exemplaar van de stichtingsakte of de statuten;
c.
een beschrijving van de organisatievorm, de werkwijze en het programma van de voorgenomen activiteiten;
d.
een begroting voor het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
e.
een verklaring, waaruit blijkt dat subsidie bij de betrokken provinciale of gemeentelijke overheid is aangevraagd.
Artikel
34
De beslissingen over subsidieaanvragen worden door de minister medegedeeld aan het bestuur van de instelling. Afschriften van deze beslissingen worden aan de betrokken provinciale c.q. gemeentelijke overheid gezonden.
Artikel
35
1
Wijzigingen in de situatie, zoals deze is weergegeven in de subsidieaanvraag, dienen door de instelling onmiddellijk aan de minister alsmede aan de betrokken provinciale c.q. gemeentelijke overheid te worden medegedeeld.
2
Bij uitbreiding van de bestaande personeelsformatie, dient, om voor subsidie in aanmerking te komen, vooraf goedkeuring aan de minister te worden gevraagd.
De staat van gegevens ten behoeve van de vaststelling van het definitief uit te keren subsidiebedrag, dient voor 1 maart van het jaar, volgende op het kalenderjaar waarvoor subsidie werd aangevraagd, door het bestuur in drievoud te worden ingediend door tussenkomst van het hoofd van het bureau van het ministerie in de provincie.
2
Een afschrift van de staat van gegevens dient te worden gezonden aan de betrokken provinciale c.q. gemeentelijke overheid.
3
Voor de staat van gegevens wordt vastgesteld het bij deze regeling behorende formulier 23.02 (bijlage 7).
4
Indien de staat van gegevens, zonder voorafgaande goedkeuring van de minister, na 1 maart wordt ingezonden, wordt het definitief subsidie op nihil vastgesteld en is de instelling verplicht tot terugbetaling van ontvangen voorschotten.
Artikel
37
1
De boekhouding van de instelling moet op overzichtelijke wijze worden gevoerd; het kalenderjaar moet als boekjaar worden aangehouden.
2
Van alle uitgaven, welke voor subsidie in aanmerking komen, moeten bewijsstukken ten name van de instelling aanwezig zijn.
3
Van de staten voor de loonbelasting alsmede van de opgave van het belastbaar loon inzake de sociale verzekeringswetten moet een afschrift worden bewaard.
4
De in dit artikel voorgeschreven administratieve bescheiden moeten berusten op het adres, waar de boekhouding wordt bewaard.
Artikel
38
Aan door de minister aan te wijzen ambtenaren worden alle bescheiden getoond en alle inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak. De instelling onderwerpt zich aan controle vanwege de minister.
Artikel
39
1
Het subsidie wordt uitsluitend uitgekeerd door overschrijving op de post- of bankrekening van de instelling, waaraan het subsidie is toegekend.
2
Op het subsidie kunnen voorschotten worden verstrekt.
Artikel
40
Door aanvaarding van het toegekende subsidie neemt het bestuur van de instelling op zich een teveel ontvangen bedrag te restitueren onmiddellijk na ontvangst van een mededeling, waaruit blijkt, dat het subsidie of een voorschot daarop is herzien, tenzij in deze mededeling is vermeld, dat het teveel toegekende zal worden overgeboekt naar een volgend dienstjaar.
Artikel
41
Indien blijkt, dat opzettelijk onjuiste gegevens zijn verstrekt, of indien de voorwaarden van deze regeling niet zijn nageleefd, is de minister gerechtigd het verleende subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen en kan hij de betrokken instelling van verdere subsidieverlening uitsluiten.
Artikel
42
1
Aan de minister dient in 7-voud en uiterlijk op 1 juli – door tussenkomst van het hoofd van het bureau van het ministerie in de provincie – een verslag te worden aangeboden waarin onder meer een overzicht wordt gegeven van de werkzaamheden gedurende het voorafgaande kalenderjaar.
2
Indien het jaarverslag zonder voorafgaande toestemming van de minister na 1 juli wordt aangeboden, wordt van verdere voorschotverstrekking op het subsidie afgezien.
§
VII
Slot- en overgangsbepalingen
Artikel
43
Vervallen
Artikel
44
De minister kan van deze regeling afwijken, indien in bepaalde gevallen stringente toepassing daarvan naar zijn oordeel tot kennelijke onbillijkheden zou leiden.
Artikel
45
Met een maatschappelijk werker als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b, wordt voor de subsidiëring gelijkgesteld:
hij, die geboren voor 1 januari 1921, op 1 januari 1956 als maatschappelijk werker in dienst was van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, mits hij in het bezit is van het getuigschrift en te rekenen vanaf 1 januari 1945 in totaal ten minste vijf jaar in het maatschappelijk werk in een gesalarieerde functie als maatschappelijk werker werkzaam is geweest.
Artikel
46
1
Indien door toepassing van deze regeling, behoudens het gestelde in artikel 45, de kosten van een functionaris, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze regeling bij een gesubsidieerde instelling in dienst is, niet meer voor subsidie in aanmerking komen, zal de subsidiëring onder de voor de inwerkingtreding van deze regeling geldende richtlijnen worden voortgezet.
De artikelen 14 en 31 van deze regeling zullen echter van toepassing zijn.
Na vertrek van een zodanige functionaris zijn evenwel de bepalingen van deze regeling van kracht voor de functionaris, die de ontstane vacature vervult.
2
Eveneens blijft voor de subsidierekening in aanmerking komen het salaris van de functionaris, die in verband met de liquidatie van de Stichting voor Maatschappelijk Werk ten Plattelande aan de instelling is overgedragen en niet voldoet aan de opleidingseisen van deze regeling.
Als subsidiabel salaris geldt, indien dit uitgaat boven het volgens deze regeling subsidiabele salaris, ten hoogste het salaris dat op 31 december 1959 volgens de salarisschaal van de Stichting voor Maatschappelijk Werk ten Plattelande werd genoten.
Artikel
47
De richtlijnen voor subsidiëring van het uitvoerend algemeen maatschappelijk werk Hoofdafdeling IV (O.M.O. en I.M.W.) no. U 86113 dd. 14 juni 1955, alsmede de regeling ten aanzien van de opleidingseisen etc. no. U 47174 dd. 25 februari 1956, gewijzigd bij de circulaires no. 56105 dd. 15 oktober 1957, no. U 42572 dd. 14 november 1957, no. 71963 dd. 1 juni 1959, no. U 81273 dd. 26 juli 1960 en no. U. 153 dd. 30 maart 1961 worden ingetrokken met dien verstande, dat zij voor de tot en met het jaar 1961 toe te kennen of toegekende subsidies van toepassing blijven.
Artikel
48
Deze regeling kan worden aangehaald als:
Rijkssubsidieregeling voor het algemeen maatschappelijk werk.
Artikel
49
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot 1 januari 1962. Afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.
's-Gravenhage
De Minister van Maatschappelijk Werk, M.KLOMPÉ
BIJLAGE
1
Opleidingen waaraan het getuigschrift is verbonden
A.
Sociaal-paedagogische opleidingen op middelbaar niveau.
1.
Cursus voor maatschappelijk werk „Huize Bergen” te Vught, 3 jaar, parttime (vanaf 1958).
2.
Opleiding Middelbare Sociale Arbeid, 3 jaar, parttime, uitgaande van de Stichting voor opleiding tot Sociale Arbeid te Haarlem (tezamen met de R.K. Leergangen te Tilburg).
B.
Voor de subsidiëring worden met de onder A genoemde opleidingen gelijkgesteld (mits de cursisten van de onder 7 en 10 genoemde opleidingen het getuigschrift voor respectievelijk 1 januari 1963 en 1 januari 1965 hebben behaald):
1.
Cursus voor maatschappelijk werk „Huize Bergen” te Vught, 3 jaar, parttime (eindexamen voor 1958).
2.
Stichting voor opleiding van maatschappelijk werkers, gevestigd te Haarlem:
A-diploma 3 jaar, parttime;
B-diploma 2½ jaar, parttime.
3.
Cursus voor maatschappelijk werkers van de R.K. Leergangen te Tilburg:
A-diploma 3 jaar, parttime;
B-diploma 2½ jaar, parttime.
4.
„De Rank”, opleiding en uitzending van kerkelijk sociale werksters (beëindigd 1951), 2 jaar, fulltime.
5.
Opleiding „Kerk en Wereld” — eindexamen voor 1-1-1956, (diploma jeugdwerkleiding en evangelist), 3 jaar, fulltime.
6.
Gereformeerd Opleidingscentrum „De Nijenburgh”, eindexamen voor 1-1-1958 (diploma jeugdleiding en kerkelijk sociaal werk), 3 jaar, fulltime.
7.
Bijscholingscursus aan een school voor maatschappelijk werk, 2 jaar, parttime.
8.
School voor Sociale Bedrijfsleiding en Gezinszorg „Bouvigne” Breda, eindexamen voor september 1950, 3 jaar, fulltime.
9.
Opleiding tot secundair maatschappelijk werkster aan de Katholieke Middelbare School voor Maatschappelijk Werk te Breda, (1940–1954), 3 jaar, fulltime.
10.
Opleiding voor maatschappelijk werk van het Nederlands Schriftelijk Studiecentrum te Culemborg, 3 jaar, parttime.
Mij bekend,
De Minister van Maatschappelijk Werk, M. KLOMPÉ
BIJLAGE
2
Voortgezette opleidingen
1.
Voortgezette opleiding van maatschappelijk werkers, verbonden aan de school voor maatschappelijk werk „Sociale Academie”,
Karthuizerplantsoen 2 te Amsterdam.
2.
Voortgezette opleiding van maatschappelijk werkers, verbonden aan de school voor maatschappelijk werk „Centraal Instituut voor Christelijk Sociale Arbeid”,
Weteringschans 263 te Amsterdam.
3.
Voortgezette opleiding van maatschappelijk werkers, onder beheer van de Stichting Studiecentrum Katholieke Opleidingen voor het Maatschappelijk Werk,
Batavierenweg 96–98 te Nijmegen.
Mij bekend,
De Minister van Maatschappelijk Werk, M. KLOMPÉ
BIJLAGE
3
Subsidietabel assisterende beroepskrachten, candidaat-maatschappelijk werkers, maatschappelijk werkers, leidinggevend maatschappelijk werkers en supervisors in vast dienstverband
f 3 000
f 1 636
f 1 780
f 3 100
f 1 680
f 1 828
f 3 200
f 1 723
f 1 876
f 3 300
f 1 766
f 1 924
f 3 400
f 1 809
f 1 972
f 3 500
f 1 852
f 2 020
f 3 600
f 1 896
f 2 068
f 3 700
f 1 939
f 2 116
f 3 800
f 1 982
f 2 164
f 3 900
f 2 025
f 2 212
f 4 000
f 2 068
f 2 260
f 4 100
f 2 112
f 2 308
f 4 200
f 2 155
f 2 356
f 4 300
f 2 198
f 2 404
f 4 400
f 2 241
f 2 452
f 4 500
f 2 284
f 2 500
f 4 600
f 2 328
f 2 548
f 4 700
f 2 371
f 2 596
f 4 800
f 2 414
f 2 644
f 4 900
f 2 457
f 2 692
f 5 000
f 2 500
f 2 740
f 5 100
f 2 544
f 2 788
f 5 200
f 2 587
f 2 836
f 5 300
f 2 630
f 2 884
f 5 400
f 2 673
f 2 932
f 5 500
f 2 716
f 2 980
f 5 600
f 2 760
f 3 028
f 5 700
f 2 803
f 3 076
f 5 800
f 2 846
f 3 124
f 5 900
f 2 889
f 3 172
f 6 000
f 2 932
f 3 220
f 6 100
f 2 976
f 3 268
f 6 200
f 3 019
f 3 316
f 6 300
f 3 062
f 3 364
f 6 400
f 3 105
f 3 412
f 6 500
f 3 148
f 3 460
f 6 600
f 3 192
f 3 508
f 6 700
f 3 235
f 3 556
f 6 800
f 3 278
f 3 604
f 6 900
f 3 320
f 3 652
f 7 000
f 3 360
f 3 696
f 7 100
f 3 400
f 3 741
f 7 200
f 3 440
f 3 786
f 7 300
f 3 480
f 3 831
f 7 400
f 3 520
f 3 876
f 7 500
f 3 560
f 3 920
f 7 600
f 3 600
f 3 965
f 7 700
f 3 640
f 4 010
f 7 800
f 3 680
f 4 055
f 7 900
f 3 720
f 4 100
f 8 000
f 3 660
f 4 044
f 8 100
f 3 700
f 4 089
f 8 200
f 3 740
f 4 134
f 8 300
f 3 780
f 4 179
f 8 400
f 3 820
f 4 224
f 8 500
f 3 860
f 4 268
f 8 600
f 3 900
f 4 313
f 8 700
f 3 940
f 4 358
f 8 800
f 3 980
f 4 403
f 8 900
f 4 020
f 4 448
f 9 000
f 4 060
f 4 492
f 9 100
f 4 100
f 4 537
f 9 200
f 4 140
f 4 582
f 9 300
f 4 180
f 4 627
f 9 400
f 4 220
f 4 672
f 9 500
f 4 260
f 4 716
f 9 600
f 4 300
f 4 761
f 9 700
f 4 340
f 4 806
f 9 800
f 4 380
f 4 851
f 9 900
f 4 420
f 4 896
f 10 000
f 4 460
f 4 940
f 10 100
f 4 500
f 4 985
f 10 200
f 4 540
f 5 030
f 10 300
f 4 580
f 5 075
f 10 400
f 4 620
f 5 120
f 10 500
f 4 660
f 5 164
f 10 600
f 4 700
f 5 209
f 10 700
f 4 740
f 5 254
f 10 800
f 4 780
f 5 299
f 10 900
f 4 820
f 5 344
f 11 000
f 4 860
f 5 388
f 11 100
f 4 900
f 5 433
f 11 200
f 4 940
f 5 478
f 11 300
f 4 980
f 5 523
f 11 400
f 5 020
f 5 568
f 11 500
f 5 060
f 5 612
f 11 600
f 5 100
f 5 657
f 11 700
f 5 140
f 5 702
f 11 800
f 5 180
f 5 747
f 11 900
f 5 220
f 5 792
f 12 000
f 5 260
f 5 836
f 12 100
f 5 300
f 5 881
f 12 200
f 5 340
f 5 926
f 12 300
f 5 380
f 5 971
f 12 400
f 5 420
f 6 016
f 12 500
f 5 460
f 6 060
f 12 600
f 5 500
f 6 105
f 12 700
f 5 540
f 6 150
f 12 800
f 5 580
f 6 195
f 12 900
f 5 620
f 6 240
f 13 000
f 5 660
f 6 284
Bij aanwezigheid van een speciaal vervoermiddel worden de tabelbedragen verhoogd als volgt: