Besluit van 19 mei 1962, houdende vaststelling van de vergoedingen voor de leden enz. van de Grondkamers en de Centrale Grondkamer
Vergoedingen voor de leden enz. van de Grondkamers en de Centrale Grondkamer
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 20 maart 1962, No. J. 587, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, mede namens Onze Minister van Justitie;
De Raad van State gehoord (advies van 2 mei 1962, no. 87);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 14 mei 1962, no. J. 1006, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, mede namens Onze Minister van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
1
Voor het deelnemen aan een zitting en het bijwonen van een vergadering van de grondkamer wordt aan de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretaris een vergoeding toegekend van € 90,76 per dag.
2
De in het vorige lid bedoelde vergoedingen worden evenwel niet toegekend, indien de aldaar genoemde personen bij het Rijk of als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleden, voorzover Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visseri niet anders bepaalt.
3
Aan een plaatsvervangende voorzitter die wegens afwezigheid, belet of ontstentenis van de voorzitter diens werkzaamheden volledig waarneemt, kan, indien hij niet bij het Rijk of als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleedt, door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tot wederopzeggens toe een bezoldiging worden toegekend overeenkomstig de voor de voorzitter vastgestelde bezoldiging.
4
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een plaatsvervangend secretaris.
Artikel
2
1
Voor het deelnemen aan een zitting en het bijwonen van een vergadering van de Centrale Grondkamer wordt aan de leden en de plaatsvervangende leden een vergoeding toegekend van € 140,67 per dag.
2
Voor het deelnemen aan een zitting en het bijwonen van een vergadering van de Centrale Grondkamer wordt aan de plaatsvervangende griffier een vergoeding toegekend van € 90,76 per dag.
3
De in de vorige leden bedoelde vergoedingen worden evenwel niet toegekend indien de aldaar genoemde personen bij het Rijk of als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleden, voorzover Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij niet anders bepaalt.
4
Aan een plaatsvervangende griffier die wegens afwezigheid, belet of ontstentenis van de griffier diens werkzaamheden volledig waarneemt, kan, indien hij niet bij het Rijk of als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleedt, door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tot wederopzeggens toe een bezoldiging worden toegekend overeenkomstig de voor de griffier vastgestelde bezoldiging.
Artikel
3
1
Voor het deelnemen aan een bezichtiging ter plaatse wordt aan de leden en de plaatsvervangende leden van de grondkamer een vergoeding van € 27,23 per uur toegekend.
2
Voor het deelnemen aan een bezichtiging ter plaatse wordt een vergoeding van € 29,50 per uur toegekend aan de leden en de plaatsvervangende leden van de Centrale Grondkamer, behalve als zij als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleden.
3
Bij de berekening van het totale aantal uren waarover een vergoeding volgens de voorgaande leden wordt toegekend, vindt afronding naar boven plaats tot een half uur.
Artikel
3a
Indien geen bezichtiging als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, plaatsvindt, wordt een vergoeding toegekend van € 2,27 per afgehandeld dossier aan:
a.
de leden en de plaatsvervangende leden van de grondkamer;
b.
de leden en de plaatsvervangende leden van de Centrale Grondkamer, behalve als zij als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleden.
Artikel
4
De leden en plaatsvervangende leden van de Centrale Grondkamer die als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleden en de in de artikelen 1 en 2 genoemde personen genieten in verband met de in de vorige artikelen genoemde werkzaamheden een vergoeding voor reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en de Reisregeling binnenland.
Artikel
5
1
De declaraties van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 1, 2, 3, 3a en 4 worden maandelijks ingediend bij de grondkamer of de Centrale Grondkamer.
2
De declaraties van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 1, 2, 3 en 3a vermelden de dagen, waarop de in deze artikelen genoemde werkzaamheden zijn verricht en bevatten een verklaring van de voorzitter, dat de declarant de opgegeven werkzaamheden heeft verricht gedurende de daarbij opgegeven tijdsduur.
3
De declaraties van de vergoedingen, bedoeld in artikel 4, worden voorzien van een verklaring van de voorzitter, dat de gemaakte reizen noodzakelijk waren voor de in de artikelen 1, 2, 3 en 3a genoemde werkzaamheden.
4
De in de vorige leden bedoelde verklaringen kunnen ook worden afgegeven door de secretaris of de griffier, indien deze daartoe door de grondkamer onderscheidenlijk de Centrale Grondkamer zijn gemachtigd.
Artikel
6
Het Koninklijk besluit van 19 april 1958 (Stb. 194) wordt ingetrokken.
Artikel
7
Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1962.
Onze Minister van Landbouw en Visserij is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.
Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Landbouw en Visserij,V. G. M. MARIJNEN.