Wet van 12 juli 1962 tot vaststelling van nieuwe voorschriften omtrent de volkshuisvesting

1

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

slopen: het afbreken van een bouwwerk of van een gedeelte daarvan;

gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

woonkeet: een loods, keet of andere soortgelijke inrichting, bestemd om te voorzien in een tijdelijke behoefte aan woongelegenheid;

bestemmingsplan: een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

rooilijn: de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden.

2

Voor de toepassing van Hoofdstuk III en van de artikelen 60-73 wordt onder woning mede verstaan een woongebouw.

1

Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur bepalen, dat ten behoeve van de in artikel 63 omschreven doeleinden te verlenen geldelijke steun moet worden aangevraagd door tussenkomst van een door Onze Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid toegelaten bemiddelend orgaan. In die algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven betreffende de toelating. Daarbij kan worden voorgeschreven, dat de akte van oprichting of de statuten van het bemiddelend orgaan dienen te bepalen, dat bij liquidatie van dit orgaan de vereffening - voor zover nodig in afwijking van het bepaalde in artikel 55d van het Wetboek van Koophandel - zal geschieden door een of meer door de Verzekeringskamer aan te wijzen vereffenaars.

2

De Verzekeringskamer is belast met het toezicht op de toegelaten bemiddelende organen en is bevoegd de toelating, bedoeld in het eerste lid, bij met redenen omkleed besluit in te trekken, een en ander overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen nadere regelen.

3

Tegen een besluit van de Verzekeringskamer tot intrekking van de toelating, bedoeld in het eerste lid, kan het bemiddelend orgaan binnen één maand nadat het afschrift van het besluit verzonden is bij Ons beroep instellen.