Besluit van 7 februari 1963, houdende vaststelling van het Landbouwuitvoerbesluit 1963 (Algemene Voorwaarden)

Landbouwuitvoerbesluit 1963 (Algemene Voorwaarden)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 8 oktober 1962, No. J. 2408, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 12 december 1962, No. 105);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 31 januari 1963, No. J. 3377, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Inleidende bepaling

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"Onze Minister": Onze Minister van Landbouw en Visserij;

"wet": Landbouwuitvoerwet 1938;

"uitvoercontrolebesluit": een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 2 van de wet;

"uitvoercontrole-instelling": rechtspersoon als bedoeld in artikel 8 van de wet;

"aangeslotene": hij, die zich overeenkomstig het in de statuten ener uitvoercontrole-instelling bepaalde aan haar controle onderwerpt.

§

2

Algemene voorwaarden

Artikel

2

Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid moet om door Ons in een uitvoercontrolebesluit als uitvoercontrole-instelling te worden aangewezen, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    zij moet ten doel hebben, door middel van het uitoefenen van toezicht, de goede hoedanigheid en verzorging van een of meer der in artikel 2 van wet genoemde produkten te bevorderen;

  • b.

    zij mag in geen enkel opzicht werkzaam zijn met het oogmerk winst te behalen;

  • c.

    zij moet ieder als aangeslotene toelaten, die haar schriftelijk de wens te kennen geeft zich overeenkomstig het in de statuten bepaalde aan haar toezicht te onderwerpen;

  • d.

    zij moet door de samenstelling van haar bestuur een algemeen de belanghebbenden vertegenwoordigend karakter hebben;

  • e.

    zij moet, indien in een uitvoercontrolebesluit overeenkomstig artikel 5 van de wet een keuring is voorgeschreven, in een keuringsreglement datgene voorschrijven, wat nodig is voor een goed verloop der keuring, daaronder begrepen het uitreiken en het gebruik van merken, tekenen en bewijsstukken als bedoeld in artikel 6 van de wet, indien de rechtspersoon tot dat uitreiken bevoegd is verklaard; zij moet in dat reglement tevens regelen stellen inzake het beroep van de bij keuring genomen beslissingen;

  • f.

    zij moet zich onderwerpen aan toezicht op de uitvoering der wet, uit te oefenen volgens door Onze Minister te stellen regelen en ten behoeve van het welslagen daarvan alle medewerking verlenen;

  • g.

    haar statuten en reglementen, alsmede wijzigingen en aanvullingen van haar statuten en reglementen, behoeven de goedkeuring van Onze Minister;

  • h.

    het financieel beheer, waaronder begrepen de vaststelling van een tarief voor de kosten van de controle, de regeling van de wijze van inning dier kosten en het eisen van een zekerheidstelling door de aangeslotenen voor de juiste naleving van de uit de wet voortvloeiende verplichtingen, moet geschieden onder toezicht van Onze Minister;

  • i.

    de voorzitter van het bestuur van de rechtspersoon moet worden benoemd door Onze Minister;

  • j.

    de benoeming van een directeur behoeft de goedkeuring van Onze Minister;

  • k.

    de voorzitter, de overige bestuursleden en het personeel van de rechtspersoon, alsmede de met de uitoefening van tuchtrecht als bedoeld in § 4 belaste personen, zijn verplicht tot geheimhouding van alles, wat zij in verband met de uitoefening hunner functie omtrent persoonlijke en zakelijke omstandigheden van een aangeslotene ervaren;

  • l.

    de statuten van de rechtspersoon moeten bepalingen bevatten overeenkomstig het bij dit artikel onder de letters a-d en f-k voorgeschrevene;

  • m.

    haar statuten moeten voorts de bepaling inhouden, dat een of meer door Onze Minister aan te wijzen personen recht van toegang hebben tot de vergaderingen van het bestuur en bevoegd zijn aan de beraadslagingen daarvan deel te nemen.

§

3

Vrijstelling

Artikel

3

Onze Minister is bevoegd, indien hij dit in het belang van de uitvoer van produkten als bedoeld in de Landbouwuitvoerwet 1938 nodig oordeelt, aan de aangeslotenen vrijstelling te verlenen van door de uitvoercontrole-instelling gestelde bindende regelen. Aan zodanige vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden; zij kan onder beperkingen worden verleend.

§

4

Tuchtrecht

Artikel

4

§

5

Raad van Beroep

Artikel

5

Artikel

6

De raad van beroep oordeelt met vijf leden, van wie twee deskundige bijzitters.

Artikel

7

Artikel

8

De kosten van de raad van beroep, verminderd met het krachtens artikel 7 ontvangen bedrag, komen ten laste van de Staat.

Artikel

9

De bestuursleden en het personeel van de uitvoercontrole-instelling zijn verplicht de raad van beroep desgevraagd van voorlichting te dienen.

Artikel

10

De leden, plaatsvervangende leden, deskundige bijzitters, en secretarissen van de raad van beroep zijn verplicht tot geheimhouding van alles, wat zij in verband met de uitoefening hunner functie omtrent persoonlijke en zakelijke omstandigheden van een appellant ervaren.

Artikel

11

De raad van beroep regelt nader bij door Onze Minister goed te keuren reglement al hetgeen voor een goed verloop zijner werkzaamheden noodzakelijk blijkt; wijzigingen en aanvullingen van dit reglement behoeven eveneens de goedkeuring van Onze Minister.

§

6

Slotbepalingen

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel van Landbouwuitvoerbesluit 1963 (Algemene Voorwaarden).

Onze Minister van Landbouw en Visserij is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Lech
JULIANA.
De Minister van Landbouw en Visserij, V. G. M. MARIJNEN.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.