Wet van 9 mei 1963, houdende regelen met betrekking tot het gebruik van havens in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden

Havennoodwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot het gebruik van havens in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    "Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b.

    "haven": elk wateroppervlak, bestemd of geschikt om door schepen voor het laden en lossen van goederen of het in- en ontschepen van personen te worden benut, alsmede de kaden, steigers, wallen, beschoeiingen, terreinen, opstallen, werktuigen en bijbehorende uitrusting, bestemd of geschikt om te worden gebruikt ten dienste van het laden, lossen, in- en ontschepen, voor de opslag van geloste of in te laden goederen of voor de expeditie, reparatie en verdere behandeling van schepen;

  • c.

    "schip": elk vaartuig, hoe ook genaamd en van welke aard ook;

  • d.

    "kapitein": degeen, die rechtens dan wel feitelijk het gezag aan boord van een schip uitoefent.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

7

Artikel

8

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Onze Minister is bevoegd de toegang tot-, het verkeer binnen- en het verlaten van havens te regelen, te beperken of te verbieden; hij kan hiervan mandaat verlenen.

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

De in het tweede lid van artikel 6 bedoelde autoriteiten, lichamen en personen, alsmede kapiteins van schepen en bestuurders van vervoermiddelen te land zijn verplicht aan Onze Minister de inlichtingen te verstrekken, welke door dezen voor de uitvoering van deze wet van hen worden verlangd en tot het verschaffen waarvan zij feitelijk in staat zijn.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Deze wet kan worden aangehaald als Havennoodwet. Zij treedt in werking met ingang van de dag, na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, J. DE QUAY.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, H. A. KORTHALS.
De Minister van Defensie, S. H. VISSER.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.