Artikel
1
Aan de hier te lande verblijvende
-
a.
gewezen K.N.I.L.-militairen van niet-Nederlandse nationaliteit, en
-
b.
nagelaten betrekkingen van zodanige militairen van niet-Nederlandse nationaliteit,
die in 1951 in groepsverband naar Nederland zijn gekomen en in de zorg van het Commissariaat van Ambonezenzorg zijn of zijn geweest, kan, voor zover aan hen volgens de op hen toepasselijke Indische militaire pensioenvoorschriften een pensioen, weduwenpensioen of wezenonderstand is of zou kunnen zijn toegekend en zij daarop jegens de Republiek Indonesië aanspraak kunnen maken, met ingang van het tijdstip, waarop die aanspraak bestaat, doch niet eerder dan te rekenen van 1 januari 1964, tot wederopzeggens worden uitbetaald een periodieke uitkering, overeenkomende met dat pensioen, weduwenpensioen of die wezenonderstand, vermeerderd met alle daarbij behorende bijkomstige betalingen en verminderd met de toe te passen inhoudingen, beperkingen en kortingen, een en ander overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen.