Wet van 30 mei 1963, betreffende verplichte verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met het op 7 januari 1955 te Brussel tussen Nederland, België en Luxemburg gesloten verdrag betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering in zake motorrijtuigen (Trb. 1955, nr. 16), en de aanvullende overeenkomst hierop van 3 juli 1956 (Trb. 1956, nr. 75) noodzakelijk, en ook overigens wenselijk is, een regeling te treffen omtrent de verplichte verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van deze wet worden verstaan onder

motorrijtuigen: alle rij- of voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven over de grond te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig dan wel door electrische tractie met stroomtoevoer van elders; als een deel daarvan wordt aangemerkt al hetgeen aan het rij- of voertuig is gekoppeld of na koppeling daarvan is losgemaakt of losgeraakt, zolang het nog niet buiten het verkeer tot stilstand is gekomen;

verzekerden: zij wier aansprakelijkheid overeenkomstig de bepalingen van deze wet is gedekt;

benadeelden: zij die schade hebben geleden welke grond oplevert voor toepassing van deze wet, alsmede hun rechtverkrijgenden;

vergunning: een vergunning, die een verzekeringsonderneming ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 behoeft voor de uitoefening van de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen;

verzekeraar: de verzekeringsonderneming, die in het bezit is van een vergunning of heeft voldaan aan de ingevolge de artikelen 37 of 38 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland dan wel, indien het de in die wet bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft heeft voldaan aan het bepaalde in de artikelen 111, eerste of tweede lid, 113, eerste, tweede of vierde lid, 116, eerste of derde lid, of 118, tweede, derde of vijfde lid, van die wet, en het bureau, bedoeld in artikel 2 zesde lid, dat is belast met de afwikkeling van de schade, welke in Nederland is veroorzaakt door motorrijtuigen die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald, en van de schade, welke in een van de krachtens artikel 3, derde lid, aangewezen landen is veroorzaakt door motorrijtuigen die gewoonlijk in Nederland zijn gestald;

weg: een weg waarop de omschrijving van het begrip "wegen" in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is; onder "weg" wordt mede verstaan een vaartuig dat wordt gebruikt bij de uitoefening van een veerdienst;

terrein: een terrein dat toegankelijk is voor het publiek of voor een zeker aantal personen die het recht hebben daar te komen;

kenteken: een kenteken als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994;

kentekenbewijs: een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994.

Waarborgfonds Motorverkeer en fonds: de krachtens artikel 23, eerste lid, aangewezen rechtspersoon;

gevaarlijke stof: een stof als bedoeld in artikel 1210, onderdeel a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

gebeurtenis: een gebeurtenis als bedoeld in artikel 1210, onderdeel d, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

exploitant: een exploitant als bedoeld in artikel 1210, onderdeel e, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Artikel

5

Indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de verzekerde persoonlijk voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijft de verzekeraar niettemin jegens de benadeelde gehouden tot betaling van de schadeloosstelling die krachtens de overeenkomst ten laste van de verzekerde blijft.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

De verzekerden moeten van ieder ongeval en iedere gebeurtenis waarvan zij kennis dragen, mededeling doen aan de verzekeraar, indien bij dat ongeval of die gebeurtenis het verzekerde motorrijtuig is betrokken en schade is ontstaan tot welker dekking door verzekering deze wet verplicht. De verzekeringnemer moet aan de verzekeraar alle door de verzekeringsovereenkomst voorgeschreven inlichtingen en bescheiden verschaffen. De overige verzekerden moeten aan de verzekeraar op zijn verzoek alle nodige inlichtingen en bescheiden verschaffen.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

alsmede van het einde van die schorsing.

Artikel

13a

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Van een bepaling van deze wet kan slechts worden afgeweken, indien de bevoegdheid daartoe uit de bepaling zelve blijkt.

Hoofdstuk

2

Vrijstellingen

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Onze Minister van Financiën stelt jaarlijks het bedrag vast dat de verzoekers zijn verschuldigd voor het verkrijgen van het in het vorig artikel bedoelde bewijs.

Artikel

21

Onze Minister van Financiën betaalt jaarlijks de uit hoofde van het vorige artikel ontvangen bedragen aan het fonds.

Hoofdstuk

3

Verzekerde sommen

Artikel

22

De som of sommen, waarvoor de in deze wet bedoelde verzekering ten minste moet zijn gesloten, worden door Ons bij algemene maatregel van bestuur bepaald.

Hoofdstuk

4

Het Waarborgfonds Motorverkeer

Artikel

23

Artikel

23b

Artikel

24

Artikel

24a

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Hoofdstuk

5

Gevolgen van het intrekken van de vergunning of het opleggen van een verbod ter zake van acquisitie

Artikel

28

Artikel

29

Vervallen

Hoofdstuk

6

Verbods- en strafbepalingen

Artikel

30

Artikel

31

Op de eerste vordering van de personen, belast met de opsporing van de in deze wet strafbaar gestelde feiten is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht het rijtuig te doen stilhouden en indien hij ingevolge artikel 14 eerste lid, artikel 17 tweede lid of artikel 19 eerste lid een document bij zich moet hebben, dit behoorlijk ter inzage af te geven.

Artikel

32

De houder van een bewijs als bedoeld in artikel 19 eerste lid is verplicht dit, wanneer het ongeldig is geworden, op eerste aanmaning bij het bevoegde gezag in te leveren.

Artikel

33

Handelen in strijd met de artikelen 31 en 32 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

34

Artikel

35

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, voor zover die overtreding uitdrukkelijk als strafbaar feit is aangemerkt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

36

De bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

38

Artikel

39

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

De bepalingen van deze wet treden in werking op door Ons te bepalen tijdstippen.

Artikel

42

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.
De Minister van Financiën a.i., J. W. DE POUS.
De Minister van Verkeer en Waterstaat a.i., J. VAN AARTSEN.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.