Besluit van 21 mei 1964, houdende uitvoering van artikel 52, tweede lid, van de Visserijwet 1963

Reglement voor de Kamer voor de Binnenvisserij 1964

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Landbouw en Visserij a.i. van 10 maart 1964, no. J. 642, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken en van Justitie van 20 mei 1964, Stafafdeling Wetgeving, Privaatrecht, nr. 163/664;
De Raad van State gehoord (advies van 8 april 1964, no. 68);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 6 mei 1964, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken; no. J. 1050;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Vervallen

Artikel

2

De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen van de Kamer voor de Binnenvisserij zullen, alvorens in bediening te treden, de eed (belofte) afleggen:

"Dat zij getrouw zullen zijn aan de Koning, en de Grondwet zullen onderhouden en nakomen.

Dat zij, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel, tot het verkrijgen hunner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets hebben gegeven of beloofd, noch zullen geven of beloven.

Dat zij nimmer enige giften of geschenken zullen aannemen of ontvangen van enig persoon, welke zij weten of vermoeden enige zaak te hebben of te zullen krijgen, in welke hun ambtsverrichtingen zouden kunnen te pas komen.

Dat zij zich noch directelijk of indirectelijk over enige door hen behandelde aangelegenheid, of die zij weten of vermoeden, dat door hen behandeld zal worden, in enig bijzonder onderhoud of gesprek zullen inlaten met partijen of derzelver advocaten of gemachtigden, noch daarover enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen zullen aannemen.

Dat zij voorts hun posten met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zullen waarnemen en zich in de uitoefening van hun bediening gedragen zoals brave en eerlijke ambtenaren betaamt".

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter en de leden ontvangen van de secretaris de nodige kennisgeving van de zittingen en andere bijeenkomsten, waarbij zij tegenwoordig moeten zijn.

Artikel

7

Artikel

8

Betreffende zaken aan de behandeling waarvan zij deelnemen, kunnen de voorzitter, de secretaris en hun plaatsvervangers, alsmede de leden, de stukken ter secretarie berustende, te hunnen huize ontvangen, tegen ontvangstbewijs.

Artikel

9

Uitgezonderd de zaterdag en de zondag en de dagen, genoemd in artikel 10, tweede lid, is de secretarie geopend gedurende ten minste zes uren per dag.

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Artikel

13

Een meervoudige afdeling van de Kamer, samengesteld door de voorzitter van de Kamer en bestaande uit de voorzitter en vier leden, behandelt aanvragen en verzoeken als bedoeld in artikel 12, die door de enkelvoudige afdeling van de Kamer naar haar zijn verwezen, zomede alle andere verzoeken tot afhandeling waarvan de enkelvoudige afdeling van de Kamer niet bevoegd is.

Artikel

14

Artikel

15

De voorzitter handhaaft de orde op de zitting; hij verleent het woord, geeft partijen gelegenheid haar standpunt toe te lichten en vraagt haar en andere belanghebbenden de nodige inlichtingen.

Artikel

16

Voor zover de Kamer partijen en andere belanghebbenden heeft opgeroepen ter zitting, is die zitting openbaar.

Artikel

17

Artikel

18

Getuigen en deskundigen ontvangen desverlangd ten laste van het Rijk, onderscheidenlijk - zo zij niet door de Kamer zijn opgeroepen - ten laste van degene, die hen heeft voorgebracht, schadevergoeding, waarvan het bedrag door de voorzitter wordt begroot overeenkomstig het bij en krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde.

Artikel

19

De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen van de Kamer zullen zich in tegenwoordigheid van partij en belanghebbenden onthouden van uitingen, waarin zij van hun persoonlijke gevoelens ten opzichte van de aanhangige zaak of het standpunt van één der partijen doen blijken.

Artikel

20

De Kamer beraadslaagt en beslist buiten tegenwoordigheid van partijen en belanghebbenden.

Artikel

21

De voorzitter is te allen tijde bevoegd de zitting te schorsen, wanneer zulks ter beraadslaging of om enige andere reden wenselijk is.

Artikel

22

Van de beslissingen van de enkelvoudige afdeling en de meervoudige afdelingen van de Kamer worden ter secretarie lijsten bijgehouden ter inzage voor de voorzitter en leden.

Artikel

23

Artikel

24

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip, waarop de Visserijwet 1963 in werking treedt.

Het kan worden aangehaald als "Reglement voor de Kamer voor de Binnenvisserij" met vermelding van het jaartal van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Justitie zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Landbouw en Visserij. B. W. BIESHEUVEL.
De Minister van Justitie, Y. SCHOLTEN.
De Minister van Justitie a.i., E. H. TOXOPEUS.