Besluit van 25 juli 1964, houdende regelen ter uitvoering van de artikelen 13, 14 en 15 der Bestrijdingsmiddelenwet 1962
Bestrijdingsmiddelenbesluit
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 14 april 1964, Directie van de Arbeid, Hoofdafd. Wetgevingsbeleid, No. 5663, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw en Visserij;
Gezien het advies van de Bestrijdingsmiddelencommissie;
De Raad van State gehoord (advies van 17 juni 1964, No. 81);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 21 juli 1964, Directie van de Arbeid, Hoofdafd. Wetgevingsbeleid, No. 6283 en van Onze Minister van Landbouw en Visserij;
vervoeren: het vervoeren na aflevering aan de kleinhandel, anders dan in een vervoeronderneming, en door de gebruiker;
c.
grondwaterbeschermingsgebied: een gebied dat krachtens artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer bij de provinciale milieuverordening is aangewezen en waarvoor regels zijn gesteld ter bescherming van het grondwater met oog op de waterwinning, daaronder niet begrepen een gebied waarbinnen uitsluitend fysische bodemaantastingen worden tegengegaan.
2
Dit besluit verstaat onder personeel mede de personen, die anders dan in dienstbetrekking onder gezag van de ondernemer werkzaam zijn.
Artikel
2
1
Het is verboden bestrijdingsmiddelen in voorraad te hebben of af te leveren anders dan in de verpakking, waarin zij voor de eerste maal hier te lande in het verkeer zijn gebracht.
2
Onze betrokken Minister kan bij regeling van het in het eerste lid gestelde verbod met betrekking tot bij zijn regeling daartoe aangewezen bestrijdingsmiddelen vrijstelling verlenen.
Artikel
3
Het is verboden bestrijdingsmiddelen, waarvan de verpakking ingevolge de voorschriften, gegeven krachtens de artikelen 3, tweede lid, onder b, 5, derde lid, en 9, derde lid, van de wet, voorzien moet zijn van de afbeelding van een doodshoofd of van een Andreaskruis, af te leveren door middel van personeel beneden de leeftijd van achttien jaar.
Artikel
4
1
Het is verboden bestrijdingsmiddelen als in artikel 3 bedoeld te vervoeren door middel van personeel beneden de leeftijd van achttien jaar.
2
Degene, die bestrijdingsmiddelen vervoert, is verplicht daarbij zodanige zorgvuldigheid te betrachten als redelijkerwijs mag worden gevergd om te voorkomen, dat de verpakking verloren gaat of beschadigd wordt of de bestrijdingsmiddelen in handen raken van niet bij het vervoer betrokken personen.
Artikel
5
1
Het is verboden bestrijdingsmiddelen, waarvan de verpakking ingevolge de voorschriften, gegeven krachtens de artikelen 3, tweede lid, onder b, 5, derde lid, en 9, derde lid, van de wet, voorzien moet zijn van de afbeelding van een doodshoofd, van een Andreaskruis of van inwerkend zuur, te gebruiken door middel van personeel beneden de leeftijd van achttien jaar.
2
Het is verboden andere bestrijdingsmiddelen dan die, bedoeld in het eerste lid, te gebruiken door middel van personeel beneden de leeftijd van zestien jaar.
Artikel
5a
1
Het is verboden bestrijdingsmiddelen waarvan de verpakking ingevolge de voorschriften, gegeven krachtens de artikelen 3, tweede lid, onder b, 5, derde lid , en 9, derde lid, van de wet, voorzien moet zijn van een afbeelding van een doodshoofd, te gebruiken in volkstuinen en particuliere tuinen, wegbermen, kampeerplaatsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Kampeerwet (Stb. 1981, 372), voor het publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken en plantsoenen, alsmede andere plaatsen waar derden ongewild met deze middelen in aanraking kunnen komen.
2
Onze betrokken Minister kan in bijzondere gevallen op een daartoe strekkend verzoek van het in het eerste lid neergelegde verbod ontheffing verlenen.
Artikel
6
1
Degene, bij wie bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, is verplicht zorg te dragen, dat ten behoeve van de daarbij werkzame personen een doelmatige wasplaats met water, zeep en een handdoek aanwezig is.
2
Degene, die bestrijdingsmiddelen, welke gevaar opleveren voor vergiftiging of huidaandoening, gebruikt, is verplicht zorg te dragen, dat ten behoeve van de daarbij werkzame personen doelmatige handschoenen, laarzen, kledingstukken, hoofd- en gelaatbedekking en ademhalingsbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn en gedurende het verrichten van de betrokken werkzaamheden door hen worden gedragen.
3
Degene, die werkzaam is bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen, welke gevaar opleveren voor vergiftiging of huidaandoening, is verplicht gedurende het verrichten van de betrokken werkzaamheden doelmatige handschoenen, laarzen, kledingstukken, hoofd- en gelaatbedekking en een ademhalingsbeschermingsmiddel te dragen.
4
Degene, die bestrijdingsmiddelen gebruikt, welke zich in reservoirs, toestellen of leidingen bevinden, is verplicht zorg te dragen, dat deze reservoirs, toestellen of leidingen zodanig zijn ingericht, dat zij geen gevaar kunnen opleveren en dat zij in verband hiermede zijn voorzien van de nodige controle- en veiligheidsinrichtingen.
5
Degene, die bestrijdingsmiddelen bedoeld in artikel 5, eerste lid, gebruikt, is verplicht zorg te dragen, dat geschikte middelen tot het verlenen van eerste hulp bij ongevallen en de op de verpakking van het bestrijdingsmiddel vermelde middelen ten dienste van de behandelende arts in voldoende hoeveelheid en in goede staat van onderhoud aanwezig zijn. Deze middelen moeten zodanig worden bewaard, dat zij tegen verontreiniging zijn beschut en dat er te allen tijde over kan worden beschikt. Onze betrokken Minister kan ter zake nadere voorschriften geven.
Artikel
7
Het in de artikelen 5 en 6 met betrekking tot het gebruiken van bestrijdingsmiddelen bepaalde is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het verwijderen en vernietigen van gebruikte verpakkingen en resten van bestrijdingsmiddelen.
Artikel
8
1
Het is verboden bestrijdingsmiddelen voorhanden of in voorraad te hebben dan wel resten van bestrijdingsmiddelen of ongereinigde verpakkingen te bewaren anders dan in een uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaarplaats, welke voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 9, en, zo het een betreedbare bewaarplaats betreft, tevens aan de eisen, gesteld in artikel 10.
2
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het voorhanden of in voorraad hebben in winkels, op markten of enige andere voor het publiek toegankelijke verkoopplaats van andere bestrijdingsmiddelen dan die bedoeld in artikel 3, mits zij zijn bestemd voor gebruik door particulieren en buiten het bereik van kinderen wordt bewaard.
Artikel
9
1
De toegang tot de bewaarplaats moet buiten de tijd gedurende welke de beheerder onmiddellijk toezicht uitoefent met een deugdelijk slot afgesloten zijn en aan de buitenzijde voorzien zijn van een deugdelijk en op doelmatige wijze aangebracht waarschuwingssignaal betreffende giftige stoffen, dat is vervaardigd overeenkomstig een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij regeling vast te stellen model, met daaronder een duidelijk leesbaar opschrift luidende: "Bestrijdingsmiddelen".
2
De elektrische installatie van een bewaarplaats moet zijn vervaardigd van materiaal, dat voldoende tegen chemische invloeden bestand is of daartegen is gevrijwaard.
3
De bewaarplaats moet doelmatig ingericht, doelmatig geventileerd en van deugdelijke constructie zijn. Zij moet in goede staat van onderhoud en in zindelijke toestand verkeren.
Artikel
10
1
De betreedbare bewaarplaats moet op de buitenlucht geventileerd zijn. Raamopeningen moeten van draadglas of van een daaraan gelijkwaardig materiaal voorzien zijn.
2
In of nabij de bewaarplaats moeten doelmatige brandblusmiddelen en middelen voor het verwijderen van gemorste bestrijdingsmiddelen aanwezig zijn.
3
In of nabij de bewaarplaats moeten beschuttingsmiddelen als in artikel 6, tweede lid, bedoeld en een wasplaats als in het eerste lid van dat artikel bedoeld aanwezig zijn.
4
In de bewaarplaats moet, indien daarin een hoeveelheid van 400 of meer kilogram bestrijdingsmiddelen aanwezig is of pleegt te zijn, een door het bevoegde districtshoofd der Arbeidsinspectie goedgekeurde instructie, vermeldende wat in het belang der veiligheid moet worden gedaan of nagelaten, opgehangen zijn. De instructie moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn.
5
De bewaarplaats moet, indien daarin een hoeveelheid van meer dan 400 kilogram brandgevaarlijke bestrijdingsmiddelen aanwezig is of pleegt te zijn, van brandwerende constructie zijn of doelmatig met brandwerend materiaal bekleed zijn.
6
De deur van de bewaarplaats moet voorzien zijn van een deugdelijk en op doelmatige wijze aangebracht verbodssignaal betreffende vuur, open vlam en roken verboden, dat is vervaardigd overeenkomstig een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij regeling vast te stellen model, alsmede van een duidelijk leesbaar opschrift luidende: "Verboden toegang voor onbevoegden".
Artikel
11
Degene, die bestrijdingsmiddelen voorhanden of in voorraad heeft in een betreedbare bewaarplaats, is verplicht ervoor zorg te dragen, dat in die bewaarplaats niet wordt gerookt en geen open vuur wordt gebezigd.
Artikel
12
1
Degene, die bestrijdingsmiddelen voorhanden of in voorraad heeft, is verplicht deze ordelijk op te slaan en bij het bewaren zodanige zorgvuldigheid te betrachten als redelijkerwijs mag worden gevergd om te voorkomen, dat de verpakking wordt beschadigd of de bestrijdingsmiddelen zich onderling vermengen.
2
Degene, die bestrijdingsmiddelen voorhanden of in voorraad heeft in een besloten ruimte, is verplicht deze droog, koel en zonder dat zij aan bestraling van de zon worden blootgesteld, op te slaan.
Artikel
13
1
Het is verboden gebruikte verpakkingen op zodanige wijze te vernietigen, dat die verpakkingen of delen daarvan anders dan als grondstof kunnen worden gebezigd.
2
Het is verboden gebruikte verpakkingen of resten van al dan niet verdunde bestrijdingsmiddelen op zodanige wijze te verwijderen dat zij:
a.
in enig oppervlaktewater geraken of kunnen geraken;
b.
in de bodem van een grondwaterbeschermingsgebied geraken of kunnen geraken, met uitzondering van spuitresten van bestrijdingsmiddelen die in dat gebied mogen worden gebruikt en van resten aanwezig in spoelwater dat is gebruikt voor het reinigen van zo goed mogelijk geledigde apparatuur waarmede die bestrijdingsmiddelen zijn toegepast, mits deze spuitresten en resten aanwezig in spoelwater over landbouwgrond worden verspreid;
c.
op of langs de openbare weg geraken of kunnen geraken.
3
Onze betrokken Minister kan bij regeling nadere regelen stellen omtrent het verwijderen en vernietigen van bestrijdingsmiddelen of resten daarvan en van gebruikte verpakkingen. Deze regelen kunnen naar gelang van de aard van de verpakking en de aard van het middel verschillen.
Artikel
14
1
Degene, die een besloten ruimte, de zich daarin bevindende voorwerpen of produkten of de zich daaronder bevindende grond behandelt met cyaanwaterstof, giftige cyaanverbindingen, bestrijdingsmiddelen die giftige cyaanverbindingen kunnen opleveren, ethyleenoxyde, mengsels waarin ethyleenoxyde aanwezig is, methylbromide, fosforwaterstof of bestrijdingsmiddelen die fosforwaterstof kunnen opleveren, is verplicht ervoor zorg te dragen, dat gedurende deze behandeling, alsmede gedurende de inwerking van de daarbij opgekomen gassen of dampen en gedurende de ontgassing, aan de buitenzijde van deze ruimte op alle plaatsen, die daartoe toegang verlenen, een waarschuwingssignaal betreffende giftige stoffen en een duidelijk leesbaar opschrift zijn aangebracht overeenkomstig een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij regeling vast te stellen model. Hij is voorts verplicht zorg te dragen, dat tijdens de in de vorige volzin bedoelde behandeling en inwerking verspreiding dezer middelen buiten de ruimte of grond, waarin deze behandeling plaatsvindt, zoveel mogelijk wordt voorkomen.
2
Degene, bij wie een behandeling als in het eerste lid bedoeld wordt verricht, is verplicht ervoor zorg te dragen, dat de ruimte gedurende de in dat lid bedoelde tijd ontoegankelijk is voor onbevoegden en dat het in dat lid bedoelde opschrift na de ontgassing wordt verwijderd.
3
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan bij regeling de voorgaande leden met betrekking tot bij zijn regeling daartoe aangewezen andere bestrijdingsmiddelen van overeenkomstige toepassing verklaren, indien zulks naar zijn oordeel geboden is vanwege de gevaren, welke het gebruik van die middelen medebrengt.
Artikel
14a
1
Het is verboden bestrijdingsmiddelen, genoemd in artikel 14, eerste lid, met uitzondering van bestrijdingsmiddelen bestemd voor de bestrijding van mollen en woelratten die de werkzame stof fosforwaterstof bevatten of kunnen opleveren of aangewezen krachtens het derde lid van dat artikel, te gebruiken, indien de betrokken werkzaamheden niet worden verricht door of onder toezicht van een deskundige. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan ten aanzien van door hem aan te geven werkwijzen voorschrijven dat de in de vorige volzin bedoelde werkzaamheden slechts door een deskundige mogen worden verricht.
2
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als deskundige aangemerkt een persoon die in het bezit is van een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten hoogste vijf jaren tevoren afgegeven bewijs dat aangeeft:
a.
dat hij voldoende op de hoogte is wanneer en onder welke omstandigheden het gebruik van de daar bedoelde bestrijdingsmiddelen verantwoord is en
b.
dat hij voldoende op de hoogte is van de gevaren welke het gebruik met zich brengt en van de wijze waarop deze gevaren kunnen worden voorkomen.
Indien het bewijs slechts betrekking heeft op bepaalde bestrijdingsmiddelen of op bepaalde toepassingen dan wel op de behandeling van bepaalde ruimten of terreinen, wordt de betrokkene slechts te dien aanzien als deskundige aangemerkt.
3
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan een bewijs als bedoeld in het tweede lid binnen vijf jaren na de afgifte vervallen verklaren, indien de betrokkene ernstig te kort schiet in hetgeen op grond van dat bewijs van hem mag worden verwacht.
4
Degene die bestrijdingsmiddelen, als bedoeld in het eerste lid, gebruikt, is verplicht ervoor zorg te dragen dat de in dat lid bedoelde deskundige zo nodig beschikt over hulpmiddelen waarmee de aanwezigheid of de concentratie van het toegepaste bestrijdingsmiddel kan worden vastgesteld.
Artikel
14b
Een bestrijdingsmiddel, genoemd in artikel 14, eerste lid, of aangewezen krachtens het derde lid van dat artikel, mag slechts worden afgeleverd aan een persoon die aantoont dat hij de handel in bestrijdingsmiddelen uitoefent alsmede aan een persoon:
a.
die in het bezit is van een voor dat middel geldend bewijs als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, of
b.
die beschikt over een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten hoogste vijf jaren tevoren afgegeven verklaring waaruit blijkt dat hij een persoon in dienst heeft, die in het bezit is van een voor dat middel geldend bewijs als bedoeld in artikel 14a, tweede lid;
c.
die in het bezit is van een door het bevoegde districtshoofd van de Arbeidsinspectie afgegeven vergunning voor éénmalige aankoop, of
Het is verboden een bestrijdingsmiddel met als werkzame stof methylbromide, aluminimumfosfide of magnesiumfosfide anders dan voor toepassingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, sub 3 en onderdeel h, van de wet en anders dan in een speciale installatie waarvoor ingevolge de Wet milieubeheer een vergunning is afgegeven voor uitsluitend het gebruik van gasvormende en gasvormige bestrijdingsmiddelen, toe te passen zonder dat hierover van tevoren een kennisgeving heeft plaatsgevonden aan de regio-directeur van de Inspectiedienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid binnen wiens ambtsgebied het betrokken middel wordt toegepast.
2
Degene die een bestrijdingsmiddel als bedoeld in het eerste lid heeft toegepast is verplicht, zodra het behandelde object in aanmerking komt om gasvrij verklaard te worden, hiervan een verklaring aan de opdrachtgever te verstrekken.
3
Onze betrokken Minister stelt nadere regels omtrent de inhoud van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, alsmede omtrent de inhoud van de in het tweede lid bedoelde gasvrijverklaring en de omstandigheden waaronder een zodanige verklaring afgegeven kan worden. Daarbij wordt tevens bepaald op welke wijze vorengenoemde kennisgeving en verklaring moet worden verricht.
Artikel
15
1
Ieder, die bedrijfsmatig bestrijdingsmiddelen, genoemd in artikel 14, eerste lid, aflevert of hiermede bij anderen ontsmettingen of andere bestrijdingen uitvoert, is verplicht:
a.
onverwijld de volgende gegevens in een door hem aan te houden overzichtelijk ingericht register te boeken:
1e.
de benaming en hoeveelheid van het ingekochte, afgeleverde, onderscheidenlijk gebruikte bestrijdingsmiddel;
2e.
de naam en het adres van de leverancier alsmede van de afnemer dan wel van degene, bij wie het middel is gebruikt;
3e.
de datum, waarop de onder 1e bedoelde handeling heeft plaatsgehad;
b.
het onder a bedoelde register ten minste gedurende één jaar, te rekenen van de datum, waarop hierin voor het laatst een boeking is verricht, te bewaren.
2
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan bij regeling het eerste lid met betrekking tot bij zijn regeling daartoe aangewezen andere bestrijdingsmiddelen van overeenkomstige toepassing verklaren, indien zulks naar zijn oordeel geboden is vanwege de gevaarlijkheid dezer middelen.
Artikel
16
De artikelen 4, eerste lid, 5, 8, 12 en 13, eerste lid, gelden niet ten aanzien van handelingen als daar bedoeld voor zover deze worden verricht door een particulier persoon in of ten behoeve van het gebruik in een door hem bewoonde ruimte.
Artikel
17
1
Het bevoegde districtshoofd der Arbeidsinspectie kan van het in de artikelen 3, 4, eerste lid, 5 en 8 bepaalde op aanvrage ontheffing verlenen.
2
Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
3
Een ontheffing kan te allen tijde worden ingetrokken, indien een der criteria, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de wet, zulks vereist of de reden, waarom de ontheffing is verleend, is vervallen dan wel een aan de ontheffing verbonden voorschrift niet wordt nageleefd.
4
Een belanghebbende kan tegen een besluit als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, beroep instellen bij Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel
18
1
Door het college kan ten aanzien van bestrijdingsmiddelen, welke kennelijk in een proefstadium verkeren, op aanvrage geheel of gedeeltelijk ontheffing worden verleend van de in de artikelen 2 en 10 van de wet gestelde verboden. Artikel 17, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2
Voorzover bij een ontheffing, als bedoeld in het voorgaande lid, niet anders is bepaald, is de houder van de ontheffing, indien bij de beproeving eet- of drinkwaren, genotmiddelen of voor de voortbrenging daarvan bestemde gewassen dan wel voor de productie daarvan bestemde delen van gewassen betrokken zijn, verplicht vóór een in de ontheffing aangegeven tijdstip aan de Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, belast met het toezicht op levensmiddelen, kennis te geven van de beproeving met gebruikmaking van een daartoe door die hoofdinspecteur verkrijgbaar te stellen formulier.
Artikel
19
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel
20
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel
21
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel
22
Het Bestrijdingsmiddelenbesluit 1948 (Stb. I 368) wordt ingetrokken.
Artikel
23
Dit besluit kan worden aangehaald als: Bestrijdingsmiddelenbesluit.
Artikel
24
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip, waarop de artikelen 13-15 van de wet in werking treden.
Onze Ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Landbouw en Visserij zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Porto Ercole
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,G. M. J. VELDKAMP.
De Minister van Landbouw en Visserij,B. W. BIESHEUVEL.