Wet van 23 september 1964, houdende voorzieningen ter waarborging van de voortzetting van de rechtspleging in geval van oorlog, oorlogsgevaar of daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden

Noodwet rechtspleging

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in geval van oorlog, oorlogsgevaar of daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden voorzieningen ter waarborging van de voortzetting van de rechtspleging en enkele daarmede samenhangende voorzieningen te kunnen treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Krachtens de artikelen 3, 4, 13 en 14 kunnen slechts voorzieningen worden getroffen, indien zij noodzakelijk zijn om ontwrichting van de rechtspleging tegen te gaan, dan wel onmiddellijk dreigende ontwrichting van de rechtspleging te voorkomen. De krachtens deze artikelen getroffen voorzieningen worden ingetrokken, zodra de omstandigheden dit toelaten.

Artikel

3

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

4

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan bepalen, dat :

  • a.

    de bij een rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast tijdelijk kunnen optreden als raadsheer-plaatsvervanger in één of meer door Onze Minister aangewezen gerechtshoven.

  • b.

    de bij een gerechtshof werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast tijdelijk kunnen optreden als rechter-plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger bij één of meer door Onze Minister aangewezen rechtbanken.

Artikel

5

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

6

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

7

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

8

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

9

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

10

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

11

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

In het rechtsgebied van een gerecht, waarvoor een in artikel 4 omschreven voorziening is getroffen:

  • a.

    zijn de termijnen, genoemd in de artikelen 58 en 64 van het Wetboek van Strafvordering, tijdelijk verdubbeld;

  • b.

    kan tijdelijk bij dagvaarding betreffende een strafbaar feit worden volstaan met een korte aanduiding van het feit, dat te laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, en kunnen tijdelijk de termijnen, genoemd in de artikelen 265, 398, onder 1°, en 413 van het Wetboek van Strafvordering, ook zonder toestemming van de verdachte worden verkort, een en ander voorzover de verdachte daardoor naar het oordeel van de rechter niet in zijn verdediging wordt geschaad;

  • c.

    is tijdelijk bij door de rechter te verrichten buitengerechtelijke handelingen in burgerlijke zaken procureurstelling niet vereist.

Artikel

12

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Indien Onze Minister van Veiligheid en Justitie een krachtens artikel 4 getroffen voorziening intrekt, vervallen de ten aanzien van het betrokken gerecht of de betrokken gerechten bij en krachtens de artikelen 5-11 getroffen voorzieningen behoudens voor aanhangige zaken. Bij een enkelvoudige kamer aanhangige zaken, die bij een meervoudige kamer behoren, worden echter door deze laatste overgenomen.

Artikel

13

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan bepalen, dat de rechter in burgerlijke en strafzaken wettelijke voorschriften betreffende termijnen en vormen, indien deze ten gevolge van de buitengewone omstandigheden in redelijkheid niet konden of kunnen worden in acht genomen, buiten beschouwing kan laten.

Artikel

14

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan bepalen, dat de beslissingen in strafzaken van bepaalde gerechtshoven, of rechtbanken, niettegenstaande artikelen 557-560 van het Wetboek van Strafvordering, ten uitvoer kunnen worden gelegd. Zodra de uitvoering van een beslissing een aanvang heeft genomen, vervallen de gewone rechtsmiddelen.

Artikel

15

Krachtens deze wet door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te nemen besluiten treden, tenzij daarbij anders is bepaald, in werking met ingang van de dag na die van hun bekendmaking. Zij kunnen bepalen, dat zij onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden.

Artikel

16

Artikel

17

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

18

Bij algemene maatregel van bestuur worden de autoriteiten aangewezen, die onder daarbij te stellen regelen in enig gebied de bevoegdheden, welke bij deze wet aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie worden toegekend, uitoefenen voor zolang de verbinding tussen dat gebied en Onze Minister is verbroken. Ons besluit wordt mede bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel

19

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

20

Deze wet kan worden aangehaald als: Noodwet rechtspleging.

Artikel

21

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, V. G. M. MARIJNEN.
De Minister van Justitie, Y. SCHOLTEN.
De Minister van Defensie, P. DE JONG.
De Minister van Justitie, Y. SCHOLTEN.