Rijkswet van 28 oktober 1964, houdende Belastingregeling voor het Koninkrijk

Belastingregeling voor het Koninkrijk

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Regeringen van Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen het in onderling overleg raadzaam oordelen, dat op het stuk van de belastingen een onderlinge regeling bij Rijkswet wordt vastgesteld;
dat het derhalve wenselijk is zulke regelen met toepassing van artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Algemene bepaling

Artikel

1

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Vermijding van dubbele belasting

Afdeling

1

Belastingen naar inkomen en vermogen

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Winst uit onderneming genoten door een inwoner van een van de landen uit het optreden als verzekeraar binnen een van de andere landen wordt geacht te zijn behaald met behulp van een vaste inrichting binnen dat andere land.

Artikel

7

Artikel

8

Winst uit onderneming genoten door een inwoner van een van de landen uit het verrichten van luchtkarteringswerkzaamheden en andere werkzaamheden vanuit de lucht, gericht op de inventarisatie van natuurlijke hulpbronnen binnen een van de andere landen, wordt geacht te zijn behaald met behulp van een vaste inrichting binnen dat andere land, voor zover die winst aan de werkzaamheden binnen laatstbedoeld land kan worden toegerekend.

Artikel

9

Winst uit onderneming genoten door een inwoner van een van de landen uit het optreden als musicus, als artist of als beoefenaar van een tak van sport binnen een van de andere landen, wordt geacht te zijn behaald met behulp van een vaste inrichting binnen dat andere land.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Voor zoveel nodig in afwijking van artikel 15 mogen inkomsten genoten door een inwoner van een van de landen uit niet-zelfstandige arbeid verricht aan boord van vervoermiddelen welke het verkeer onderhouden tussen plaatsen binnen een van de landen en plaatsen buiten dat land, dan wel tussen plaatsen buiten de landen, worden belast in het land van inwoning. Indien het land van inwoning die inkomsten niet belast, mogen zij belast worden in het land waarbinnen de werkelijke leiding van de onderneming is gevestigd. De aan boord van een schip of luchtvaartuig gevestigde leiding wordt beschouwd als te zijn gevestigd binnen het land van de thuishaven.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Inkomsten, welke worden genoten door een inwoner van een van de landen in de vorm van een aandeel in de winst van een onderneming waarvan de werkelijke leiding in een van de andere landen is gevestigd, en welke niet behoren tot de winsten en inkomsten waarvoor in de voorgaande artikelen van deze afdeling een regeling is getroffen, mogen worden belast in dat andere land.

Artikel

21

Niettegenstaande de overige bepalingen van deze afdeling mogen periodieke uitkeringen, welke ertoe strekken een persoon uit een van de landen die in een van de andere landen woont of verblijft voor studie - het verkrijgen van bedrijfs- of beroepservaring daaronder begrepen - in staat te stellen de kosten van onderhoud en studie te bestrijden, in dat andere land niet worden belast, indien zij niet worden betaald ten laste van dat land, van een inwoner van dat land of ten laste van de winst welke is toe te rekenen aan een binnen dat land aangehouden vaste inrichting.

Artikel

22

Artikel

23

Schulden - andere dan obligatieschulden - van een inwoner van een van de landen, welke verzekerd zijn door hypotheek op onroerende goederen gelegen of gevestigd binnen een van de andere landen, alsmede rente van zodanige schulden worden in dat andere land in aanmerking genomen als negatieve bestanddelen van het vermogen, onderscheidenlijk inkomen.

Artikel

24

Artikel

25

Indien een houdstermaatschappij, welke is opgericht naar het recht van een van de landen, ingevolge artikel 34, tweede lid, geacht wordt inwoner te zijn van een van de andere landen, mag - onverminderd het recht van dat andere land tot belastingheffing als ware dit artikel niet van toepassing - de winst van deze maatschappij in eerstbedoeld land worden belast naar een percentage dat 4 niet te boven gaat.

Afdeling

2

Belastingen ter zake van successie en schenking

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Het land van inwoning van de overledene of de schenker kan in een verkrijging krachtens erfrecht of krachtens schenking begrijpen de bestanddelen welke ingevolge artikel 27 mogen worden belast in een van de andere landen met dien verstande, dat op de verschuldigde belasting een vermindering wordt toegepast welke gelijk is aan het bedrag dat tot de ter zake van de verkrijging verschuldigde belasting in dezelfde verhouding staat als het totaal van die bestanddelen staat tot de verkrijging. De vermindering bedraagt niet meer dan het bedrag van de in dat andere land over die bestanddelen verschuldigde belasting.

Artikel

29

Ingeval een inwoner van een van de landen binnen een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het doen van een schenking inwoner is geweest van een van de andere landen, kan in dat andere land ter zake van die schenking een aanvullend bedrag aan belasting worden geheven. Dit aanvullend belastingbedrag overschrijdt niet het bedrag dat, zo de schenker ten tijde van de schenking nog inwoner van dat andere land was, in de beide landen te zamen meer zou zijn geheven ter zake van de schenking.

Afdeling

3

Zegelbelastingen

Artikel

30

Deze afdeling is van toepassing op:

  • a.

    zoveel Nederland betreft:het zegelrecht;

  • b.

    zoveel Curaçao en Sint Maarten betreft:de zegelbelasting;

  • c.

    zoveel Aruba betreft:de zegelbelasting;

en op elke gelijksoortige belasting geheven ten behoeve van een van de landen of een staatkundig onderdeel daarvan.

Artikel

31

Afdeling

4

Belastingen op motorrijtuigen

Artikel

32

Deze afdeling is van toepassing op:

  • a.

    zoveel Nederland betreft:de motorrijtuigenbelasting;

  • b.

    zoveel Curaçao en Sint Maarten betreft:de motorrijtuig- en motorbootbelasting;

  • c.

    zoveel Aruba betreft:de motorrijtuig- en motorbootbelasting;

en op elke gelijksoortige belasting geheven ten behoeve van een van de landen of een staatkundig onderdeel daarvan.

Artikel

33

Het in een van de landen rijden met een in een van de andere landen ingeschreven motorrijtuig, waarvan de houder een inwoner van dat andere land is, is in eerstbedoeld land vrijgesteld van belasting.

Afdeling

5

Bijzondere bepalingen

Artikel

34

Artikel

35

Afdeling

6

Anti-misbruikbepalingen

Artikel

35a

De bepalingen van deze rijkswet vormen geen beletsel voor de toepassing van de in het belastingrecht van elk van de landen besloten liggende instrumenten ter bestrijding van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel

35b

Hoofdstuk

III

Wederzijdse bijstand

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

39

Een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de landen, zal in elk van de andere landen aanspraak hebben op dezelfde tegemoetkomingen als die, welke aan natuurlijke personen die inwoners zijn van laatstbedoeld land toekomen ter zake van burgerlijke staat en kinderaftrek.

Artikel

40

De in een van de landen voor enige belasting bestaande tegemoetkomingen ten behoeve van in dat land gevestigde of voor het grondgebied van dat land werkzame instellingen welke een kerkelijk, charitatief, cultureel, wetenschappelijk of algemeen maatschappelijk belang beogen - daaronder begrepen tegemoetkomingen ter zake van giften aan zodanige instellingen - vinden overeenkomstige toepassing ten behoeve van in een van de andere landen gevestigde of voor het grondgebied van een van de andere landen werkzame instellingen welke een zodanig belang beogen.

Artikel

41

Artikel

42

De Minister van Financiën van elk van de landen kan voorschriften geven ter uitvoering van deze Rijkswet in dat land.

Artikel

43

Artikel

44

De artikelen 36, 37 en 38 vinden overeenkomstige toepassing met betrekking tot schoolgelden en premies ingevolge sociale verzekeringswetten, waarvan de invordering geschiedt bij dwangbevel.

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Het inwerkingtreden van deze Rijkswet wordt door Ons geregeld bij algemene maatregel van Rijksbestuur.

Artikel

48

Artikel

49

Deze Rijkswet kan worden aangehaald als: Belastingregeling voor het Koninkrijk.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad, het Gouvernementsblad van Suriname en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
De Minister van Justitie, Y. SCHOLTEN.