Besluit van 25 januari 1965, houdende vaststelling van enige termijnen als bedoeld in de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen

Besluit termijnen Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 17 november 1964, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 421/664;
Gelet op de artikelen 5, eerste en derde lid, en 11, eerste lid van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 9 december 1964, nr. 34);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 18 januari 1965, nr. 21/665;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Vervallen

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

De in artikel 11, eerste lid, van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde termijn voor het instellen van beroep in cassatie in strafzaken bedraagt één maand voor de verdachte, die geen woonplaats heeft op het eiland waar de beslissing, tegen welke hij beroep in cassatie instelt, is uitgesproken.

Artikel

9

Artikel

10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit termijnen Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad, in het Gouvernementsblad van Suriname en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State van het Koninkrijk.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie, Y. SCHOLTEN.
De Minister van Justitie, Y. SCHOLTEN.