Besluit van 13 april 1965, houdende instelling van een bedrijfschap voor de lederindustrie
Instellingsbesluit bedrijfschap lederindustrie
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
2
Artikel
3
1
Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling van de volgende onderwerpen:
-
a.
de lonen en de andere arbeidsvoorwaarden;
-
b.
de aanstelling en het ontslag van personeel;
-
c.
de verkoops-, leverings- en betalingsvoorwaarden en daarmede verband houdende aangelegenheden;
-
d.
de administratie van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voor zover de regeling van dit onderwerp nodig is voor het toezicht op de naleving van verordeningen betreffende de onder a en c genoemde onderwerpen;
-
e.
de registratie van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;
-
f.
het verstrekken van gegevens ten behoeve van de uitvoering van en het toezicht op de naleving van verordeningen van het bedrijfschap, alsmede ten behoeve van het vaststellen van heffingen;
-
g.
de inzage van boeken en bescheiden van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voorzover de regeling van dit onderwerp nodig is voor het toezicht op de juistheid van verstrekte gegevens als bedoeld onder f, welke niet worden gestaafd door een verklaring van een deskundige die aan door het bestuur van het bedrijfschap te stellen eisen voldoet, of voor het verkrijgen van gegevens die in strijd met een verordening van het bedrijfschap niet zijn verstrekt.
2
Een verordening betreffende het in het eerste lid, onder c, genoemde onderwerp wordt niet vastgesteld dan nadat een door het bestuur van het bedrijfschap in te stellen commissie in de gelegenheid is gesteld over het ontwerp der verordening van advies te dienen. Ten minste een maand vóór de instelling van de commissie maakt het bestuur zijn voornemen daartoe bekend in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Het bestuur draagt zorg, dat de verschillende groepen van afnemers van leder, die bij de voorgenomen regeling zijn betrokken, mede in de commissie zijn vertegenwoordigd. Van afwijkende gevoelens van een minderheid in de commissie wordt in het advies desverlangd melding gemaakt. Het advies wordt overgelegd bij het inzenden van de verordening ter goedkeuring.
Artikel
4
1
Bij een verordening betreffende een der in artikel 3, eerste lid, onder a tot en met d, f en g, genoemde onderwerpen, kan worden bepaald, dat de daarbij gestelde regelen mede degenen binden, die ondernemingen drijven waarin in de uitoefening van een ander dan het in artikel 2 genoemde bedrijf leder wordt vervaardigd, doch uitsluitend ten aanzien van de vervaardiging en de afzet van leder.
2
Met betrekking tot een verordening betreffende een der in artikel 3, eerste lid, onder a en b, genoemde onderwerpen geldt een dergelijke bepaling niet voor degenen die ondernemingen drijven waarvoor een hoofdbedrijfschap of een ander bedrijfschap is ingesteld, indien dit ten aanzien van dat onderwerp voor het bij de vervaardiging of de afzet van leder betrokken personeel van die ondernemingen eveneens bindende regelen heeft gesteld.
Artikel
5
1
Overtredingen van een op grond van artikel 3 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.
2
Overtredingen, begaan door andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie bedoelde natuurlijke en rechtspersonen kunnen slechts als strafbare feiten worden aangewezen, indien dezelfde overtredingen, begaan door de in dat lid bedoelde personen, eveneens als zodanig worden aangewezen.
Artikel
6
Op overtreding van een op grond van artikel 3 vastgestelde verordening door personen, bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.
Artikel
7
1
Behoudens het in het tweede en derde lid bepaalde worden de heffingen, bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie door het bedrijfschap opgelegd naar de volgende grondslagen:
-
a.
het bij de uitoefening van het in artikel 2 genoemde bedrijf gedurende een bepaald tijdvak verloonde bedrag;
-
b.
de gedurende een bepaald tijdvak bij de uitoefening van het in artikel 2 genoemde bedrijf bereikte omzet, uitgedrukt in geld,
met dien verstande, dat zowel naar een van beide als naar beide grondslagen kan worden geheven.
Artikel
8
Dit besluit kan worden aangehaald als Instellingsbesluit bedrijfschap lederindustrie.
Artikel
9
Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Onze Ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Economische Zaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.