Wet van 23 september 1965, houdende regelen ten aanzien van het onderzoek naar en de winning van delfstoffen in of op het onder de Noordzee gelegen deel van het continentaal plat

Mijnwet continentaal plat

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen ten aanzien van het onderzoek naar en de winning van delfstoffen in of op het onder de Noordzee gelegen deel van het continentaal plat waarop het Koninkrijk soevereine rechten heeft;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

2

Artikel

3

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat voor daarbij aangewezen delen van het continentaal plat geen vergunningen of ontheffingen worden verleend.

Artikel

4

Ieder opsporingsonderzoek, behoudens dat bedoeld in artikel 2, lid 2, door of vanwege de Staat of een rechtspersoon, waarin de Staat een aanmerkelijk belang heeft, vereist een voorafgaande machtiging bij de wet.

Artikel

5

Wij kunnen bepalen dat gedurende een tijdvak van ten hoogste drie jaren voor daarbij aangewezen delen van het continentaal plat geen aanvragen om een opsporings- of winningsvergunning van een daarbij aangegeven strekking kunnen worden ingediend.

Artikel

6

De toepasselijkheid van deze wet wordt beperkt door de in het volkenrecht erkende uitzonderingen.

§

3

Vergunningen en ontheffingen

Artikel

6a

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

Aan een vergunning kan het voorschrift worden verbonden, dat de houder aan de Staat op daarin bepaalde tijdstippen een daarin vastgesteld oppervlakterecht verschuldigd wordt.

Artikel

9

Een opsporings- en een winningsvergunning voor een delfstof kunnen niet worden verleend voor het deel van het continentaal plat, waarvoor reeds een opsporings- of winningsvergunning voor die delfstof geldt.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de wijze waarop de aanvrage om een vergunning of ontheffing dient te geschieden, en de gegevens, welke daarnevens van de aanvrager kunnen worden verlangd.

Artikel

15

Onverminderd de toepasselijkheid van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van andere belanghebbenden, wordt een verkenningsvergunning of ontheffing welke zal gelden voor een deel van het continentaal plat, waarvoor een of meer opsporings- of winningsvergunningen gelden, niet verleend dan nadat de houders van die vergunningen zijn gehoord.

Artikel

16

Artikel

16a

Artikel

16b

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Een vergunning of ontheffing vervalt met ingang van de dag, volgende op die, waarop Onze Minister een schriftelijke verklaring van de houder heeft ontvangen, waarbij deze van de vergunning of ontheffing afstand doet. Van het vervallen van een vergunning of ontheffing wordt in de Staatscourant mededeling gedaan.

Artikel

21

§

4

Overige bepalingen

Artikel

21a

Artikel

22

Artikel

23

De eigendom van de delfstoffen, welke met gebruikmaking van een winningsvergunning worden gewonnen, gaat door de winning over op de vergunninghouder.

Artikel

23a

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, ingeval als gevolg van een overtreding daarvan ernstige aantasting van door deze wet beschermde belangen ontstaat of dreigt te ontstaan.

§

5

Toezicht op de naleving van de wet

Artikel

31

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

§

5A

Beroep op de administratieve rechter

Artikel

36a

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

§

6

Bepalingen van strafrechtelijke aard

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

§

7

Slotbepalingen

Artikel

41

Voor de toepassing van het bij of krachtens de In- en uitvoerwet (Stb. 1962, 295) bepaalde worden delfstoffen, welke zich bevinden in de inrichting, waarmede zij in of op het continentaal plat zijn gewonnen, geacht in het vrije verkeer in Nederland te zijn en gedurende het rechtstreeks vervoer naar Nederland in het vrije verkeer in Nederland te blijven.

Artikel

42

Deze wet kan worden aangehaald als: Mijnwet continentaal plat.

Artikel

43

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Economische Zaken, J. M. DEN UYL.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.