Artikel
1
1
Ingeschrevenen voor de dienstplicht, die in het kader van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden zijn aangewezen om gedurende enige jaren in een dergelijk land werkzaam te zijn, kunnen voor de volgende dienstplichtfaciliteiten in aanmerking worden gebracht:
-
a.
Tegen hun vertrek naar het ontwikkelingsland, waarvoor zij zijn aangewezen, bestaat uit hoofde van de dienstplicht geen bezwaar, indien zij ten tijde van hun vertrek niet of nog niet tot gewoon dienstplichtige bestemd zijn. Zijn zij reeds in het bezit van een oproeping ter inlijving of tot opkomst voor eerste oefening, doch nog niet voor eerste oefening in werkelijke dienst, dan zal hun desgevraagd uitstel van eerste oefening worden verleend om hen in de gelegenheid te stellen naar het ontwikkelingsland te vertrekken,
-
b.
Na aankomst in het onder a bedoelde land zal hun vrijstelling wegens aanwezigheid van een bijzonder geval worden verleend voor de duur van hun verblijf in dat land.
-
c.
Na terugkeer in Nederland zullen zij nader tot buitengewoon dienstplichtige worden bestemd, indien hun verblijf in het onder a bedoelde land zonder wezenlijke onderbreking ten minste 27 maanden, de met de uitzending verband houdende periode van opleiding daaronder begrepen, heeft geduurd.
2
Aan personen, als in de aanhef van het vorige lid bedoeld, die voor eerste oefening in werkelijke dienst zijn en de voor hen geldende wettelijke minimumduur van de eerste oefening hebben volbracht, zal – voor zover de belangen van de militaire dienst zich daartegen niet verzetten – desgevraagd vervroegd groot verlof worden verleend om hen in de gelegenheid te stellen te vertrekken naar het ontwikkelingsland, waarvoor zij bestemd zijn.