Artikel
I
A
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
-
1°.
Onze Minister: Onze Minister van Defensie;
-
2°.
geestelijke verzorger: hij, die is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om in de krijgsmacht als geestelijke verzorger werkzaam te zijn.
B
De artikelen 37, 38 en 93 tot en met 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zijn ten aanzien van een geestelijke verzorger niet van toepassing.
D
Een geestelijke verzorger kan niet worden ontslagen dan:
-
1°.
op eigen aan Ons gedaan verzoek;
-
2°.
al dan niet op eigen aan Ons gedaan verzoek ter zake van het bereiken of overschrijden van de leeftijd van vijfenvijftig jaren;
-
3°.
ter zake van het eindigen van een in verband met de benoeming tot geestelijke verzorger aangegaan dienstverband, dan wel van het overschrijden van de duur van dat dienstverband, indien Wij Ons bij die benoeming het recht tot het verlenen van ontslag te dier zake hebben voorbehouden;
-
4°.
wegens opheffing van zijn betrekking of wegens verandering van de personeelsformatie van de dienst van geestelijke verzorging, waartoe hij behoort;
-
5°.
ter zake van ongeschiktheid om als geestelijke verzorger werkzaam te zijn uit hoofde van ziekten of gebreken;
-
6°.
ter zake van het bereiken of overschrijden van de leeftijd van vijftig jaren, wanneer hij naar Ons oordeel in verband met zijn leeftijd niet meer ten volle geschikt is om als geestelijke verzorger werkzaam te zijn;
-
7°.
ter zake van het verlies van een vereiste voor de benoembaarheid, door het bevoegd gezag gesteld bij een regeling aan de benoeming voorafgegaan, tenzij het vereiste alleen voor de aanvang van het ambt geldt;
-
8°.
ter zake van onbekwaamheid of ongeschiktheid om als geestelijke verzorger werkzaam te zijn, wat de ongeschiktheid aangaat, voor zover het bepaalde onder 5° of 6° niet toepasselijk is;
-
9°.
wanneer naar Ons oordeel uit zijn gedragingen een zodanige gezindheid blijkt, dat geen voldoende waarborg aanwezig is, dat hij zijn plicht onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen;
-
10°.
wegens een onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf.
E
Behoudens in het geval, bedoeld in het vorige lid onder 10°, wordt het ontslag steeds eervol verleend.
F
Een verzoek om ontslag kan door Ons niet worden afgewezen dan:
-
1°.
in tijd van oorlog, waaronder mede wordt begrepen de tijd, waarin oorlogsgevaar aanwezig is, alsmede de tijd, waarin andere buitengewone omstandigheden aanwezig zijn en de dienstplichtigen, die niet in werkelijke dienst zijn, door Ons geheel of ten dele buitengewoon in werkelijke dienst zijn opgeroepen en buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden;
-
2°.
gedurende de tijd, dat de geestelijke verzorger werkzaam is bij een gedeelte van de krijgsmacht, aan hetwelk de mededeling is gedaan, bedoeld in artikel 71 van het Wetboek van militair strafrecht;
-
3°.
gedurende de tijd, waarin naar Ons oordeel, in overeenstemming met het gevoelen van Onze Raad van ministers, het landsbelang wegens bijzondere omstandigheden vordert dat het ontslag niet wordt verleend;
-
4°.
indien het in verband met de benoeming tot geestelijke verzorger aangegane dienstverband niet is volbracht;
-
5°.
indien een strafvervolging tegen de geestelijke verzorger aanhangig is;
-
6°.
indien het voornemen bestaat de geestelijke verzorger te ontslaan met toepassing van de ontslaggrond, genoemd in lid D, onder 10°.
G
De beslissing op een verzoek om ontslag kan door Ons worden aangehouden, indien de geestelijke verzorger werkzaam is buiten Nederland, gedurende de tijd die zijn vervanging vordert.
H
Ontslag als bedoeld in lid D, onder 4°, wordt verleend met ingang van een datum, liggende ten minste drie maanden na die waarop ter zake aan de geestelijke verzorger mededeling is gedaan, tenzij de geestelijke verzorger een eerdere ingangsdatum heeft verzocht.
I
Ontslag als bedoeld in lid D, onder 5°, wordt niet verleend zonder dat over het ontstaan, de aard en de gevolgen van de ongeschiktheid een geneeskundig onderzoek heeft plaats gehad naar regelen, gesteld in het Besluit procedure geneeskundig onderzoek militairen.
J
Een gedraging als bedoeld in lid D, onder 9°, is onder meer aanwezig, wanneer een geestelijke verzorger lid is van een vereniging, waarvan Onze minister heeft verklaard, dat zij om de doeleinden, die zij nastreeft, of de middelen, die zij aanwendt, de behoorlijke vervulling van zijn plicht kan in gevaar brengen of schaden, of wanneer hij op enigerlei wijze medewerking of steun verleent aan een zodanige vereniging of van haar uitgaande actie.
K
Ontslag als bedoeld in lid D, onder 9°, kan niet plaats hebben dan na ingewonnen advies van een door Ons, op voordracht van Onze minister-president en van Onze minister, aangewezen commissie, bestaande uit vijf leden en vijf plaatsvervangende leden. Van de leden wordt een lid als voorzitter en een als plaatsvervangend voorzitter aangewezen. Op deze commissie is hoofdstuk IX van het Algemeen Rijksambtenarenreglement niet van toepassing. Het onderzoek van de commissie geschiedt voor zoveel mogelijk naar de regelen, gesteld in Ons besluit van 15 maart 1955 (Stb. 114). Het ontslag wordt verleend op voordracht van Onze minister-president en van Onze minister.