Besluit van 20 februari 1967, houdende regelen tot uitvoering van de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf en van artikel 28 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Besluit ex artikel 28 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Financiën en van Jusitie van 10 januari 1967, nr. A7/383, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen;
Gelet op de artikelen 8, 13, eerste en derde lid, 15, eerste lid, letters c en d, derde en vierde lid, 45, 46 en 47, tweede lid, van de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf (Stb. 1964, 409) en op de artikelen 28 en 38, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Stb. 1963, 228);
Gezien het advies van de Verzekeringskamer;
De Raad van State gehoord (advies van 25 januari 1967, nr. 46);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Financiën en van Justitie van 13 februari 1967, nr. A7/1097, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Bepalingen tot uitvoering van de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf

Artikel

1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

de wet: de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf (Stb. 1964, 409);

onderneming: de onderneming, bedoeld in artikel 1, letter d, van de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf;

vertegenwoordiger: de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 15, eerste lid, letter e, van de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf.

Artikel

2

Elke onderneming is verplicht, nadat zij zich overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 52, eerste lid, van de wet bij de Verzekeringskamer heeft aangemeld, elke wijziging in haar statuten of reglementen, alsmede elke wijziging in de akte van aanstelling van haar vertegenwoordiger en in de samenstelling van haar bestuur en haar raad van commissarissen binnen veertien dagen na de totstandkoming daarvan ter kennis van de Verzekeringskamer te brengen.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

7

Inschrijvingen in aandeelhoudersregisters en in schuldregisters, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, letter b, keurt de Verzekeringskamer als waarden slechts goed onder voorwaarde:

  • a.

    dat de houder van het register bij de inschrijving heeft aangetekend dat zonder schriftelijke machtiging van de Verzekeringskamer:

    • 1°.

      ten aanzien van de inschrijving geen vervreemding of bezwaring noch omzetting in aandeelbewijzen onderscheidenlijk schuldbewijzen en geen betalingen anders dan van dividend onderscheidenlijk rente mogen plaatsvinden;

    • 2°.

      geen betaling van dividend en terbeschikkingstelling van claims, bonus-aandelen en dergelijke, onderscheidenlijk betaling van rente mag plaatsvinden, wanneer de Verzekeringskamer aan de onderneming en aan de houder van het register heeft kennisgegeven, dat de onderneming niet zonder haar schriftelijke machtiging over dividend, claims, bonus-aandelen en dergelijke, onderscheidenlijk rente kan beschikken;

    • 3°.

      de bij de inschrijving gestelde aantekening niet zal worden doorgehaald of gewijzigd noch enige bijvoeging daarbij zal plaatsvinden;

  • b.

    dat de onderneming ten aanzien van de inschrijving en, zo zij een kennisgeving, als bedoeld onder letter a, 2°, heeft ontvangen, mede ten aanzien van dividend, claims, bonus-aandelen en dergelijke, onderscheidenlijk rente geen overeenkomst sluit noch enigerlei rechtshandeling verricht zonder schriftelijke machtiging van de Verzekeringskamer.

Artikel

8

Schuldvorderingen op naam der onderneming, als in artikel 6, eerste lid, letter d, bedoeld, kunnen door de Verzekeringskamer als waarden worden goedgekeurd, mits van de schuldvordering uit een schriftelijke schuldbekentenis of andere akte blijkt en in die schuldbekentenis of akte dan wel in een nadere schriftelijke overeenkomst is opgenomen:

  • a.

    dat de overeengekomen aflossingen en rentebetalingen op de overeengekomen vervaldagen niet zonder machtiging van de Verzekeringskamer aan de onderneming kunnen geschieden, wanneer de Verzekeringskamer aan de onderneming en aan de schuldenaar heeft kennis gegeven, dat een en ander slechts kan plaatshebben met haar schriftelijke machtiging;

  • b.

    dat extra-aflossingen of vervroegde rentebetalingen niet kunnen geschieden zonder schriftelijke machtiging van de Verzekeringskamer;

  • c.

    dat ten aanzien van schuldvordering geen overeenkomst wordt gesloten noch enigerlei rechtshandeling wordt verricht zonder schriftelijke machtiging van de Verzekeringskamer;

  • d.

    dat de schuldenaar zich nimmer op compensatie met een vordering van zijn zijde zal beroepen;

  • e.

    dat aflossingen en rentebetalingen, verricht in strijd met het bepaalde onder a en b, niet in mindering komen op de schuldvordering.

Artikel

10

Onroerende goederen keurt de Verzekeringskamer als waarde slechts goed onder voorwaarde dat zonder haar schriftelijke machtiging:

  • a.

    deze niet worden vervreemd of bezwaard;

  • b.

    geen vooruitbetaling van huur of pachtprijzen voor langer dan één jaar bedongen wordt;

  • c.

    verhuringen niet voor langer dan tien jaren geschieden.

Artikel

11

Artikel

12

Hoofdstuk

II

Bepalingen tot uitvoering van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

De Verzekeringskamer zendt een exemplaar van het verzoek om toelating, vergezeld van haar gemotiveerd advies, met een exemplaar van de verklaring, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en een exemplaar van elk der bewijzen, bedoeld in artikel 15, tweede lid, zo spoedig mogelijk toe aan Onze Minister van Financiën.

Artikel

17

Artikel

18

De toelating als verzekeraar en het vervallen of de intrekking van de toelating als verzekeraar wordt door de zorg van Onze Minister van Financiën bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant.

Hoofdstuk

III

Bepalingen tot uitvoering zowel van de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf als van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

De verzekeringsonderneming kan gedurende dertig dagen na de dagtekening van de mededeling van de aanslag of de herziene aanslag in beroep komen bij Onze Minister van Financiën.

Artikel

24

Het verschil tussen de in een jaar gemaakte kosten en de ontvangsten, voortvloeiende uit de aanslagen over dat jaar, wordt verrekend met het bedrag der kosten, dat tot grondslag van de nieuwe aanslag moet strekken. De bepaling van het in artikel 21, eerste lid, bedoelde percentage geschiedt na zodanige vermindering of toevoeging.

Hoofdstuk

IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

25

Artikel

26

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Ministers van Financiën en van Justitie zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Financiën, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Justitie, STRUYCKEN.
De Minister van Justitie, STRUYCKEN.