Rijkswet van 9 maart 1967, houdende bijzondere voorzieningen aangaande de plaats van vestiging van naamloze vennootschappen en andere rechtspersonen

Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing van rechtspersonen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 38, vierde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, wenselijk is de in de wet van 26 april 1940 (Stb. 200) vervatte regelen in zake zetelverplaatsing van rechtspersonen te vervangen door een herziene regeling bij rijkswet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Algemene bepaling

Algemene bepaling

Afdeling

1

Overplaatsing van naamloze vennootschappen naar een ander deel van het Koninkrijk

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Afdeling

2

Terugplaatsing van naamloze vennootschappen uit een ander deel van het Koninkrijk

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Afdeling

3

Overplaatsing van naamloze vennootschappen binnen een deel van het Koninkrijk

Artikel

12

Artikel

13

Afdeling

4

Terugplaatsing van naamloze vennootschappen binnen een deel van het Koninkrijk

Artikel

14

Afdeling

5

Overplaatsing van andere rechtspersonen

Artikel

15

Artikel

16

Afdeling

6

Terugplaatsing van andere rechtspersonen

Artikel

17

Afdeling

7

Algemene bepalingen

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Voor zover bepalingen in de akte van oprichting of de statuten en reglementen van een rechtspersoon niet in overeenstemming zijn met het bij of krachtens deze rijkswet bepaalde, blijven zij buiten toepassing.

Artikel

23

De overheid is, buiten gevallen van opzet of grove schuld, niet aansprakelijk op grond dat zij een bekrachtiging, als bedoeld in deze rijkswet, ten onrechte heeft verleend.

Artikel

24

Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van rijksbestuur te regelen, wat verder nodig is voor de uitvoering van deze rijkswet.

Afdeling

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

25

De wet van 26 april 1940 (Stb. 200) wordt ingetrokken.

Artikel

26

Het Deviezenbesluit 1943 (Stb. D 20) wordt ingetrokken.

Artikel

27

Het Koninklijk besluit van 23 december 1943 (Stb. D 57) wordt ingetrokken.

Artikel

28

De geldigheid van wijzigingen van de akte van oprichting en van andere handelingen, goedgekeurd of bekrachtigd op grond van de wet van 26 april 1940 (Stb. 200), kan niet worden aangevochten op grond dat het vereiste van artikel 5, dan wel van artikel 12, tweede lid, of 17, eerste lid, in verband met artikel 5, van die wet niet in acht zou zijn genomen.

Artikel

29

Artikel

30

Deze rijkswet kan worden aangehaald onder de titel: Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing van rechtspersonen.

Artikel

31

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad, het Gouvernementsblad van Suriname en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Vice-Minister-President, B. W. BIESHEUVEL.
De Minister van Justitie, STRUYCKEN.
De Minister van Buitenlandse Zaken, J. LUNS.
De Minister van Financiën, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Justitie, STRUYCKEN.