Wet van 3 mei 1967, houdende regelen met betrekking tot de opsporing van delfstoffen door boringen

Wet opsporing delfstoffen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot de opsporing van delfstoffen als bedoeld in artikel 2 van de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois 285) door middel van boringen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

2a

Geen vergunning wordt verleend, voor zover dit voortvloeit uit de met betrekking tot de Waddenzee vastgestelde planologische kernbeslissing.

Artikel

2b

Artikel

3

Artikel

4

In een vergunning worden ten aanzien van een gebied, waarvoor reeds een krachtens de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois 285) verleende concessie of een vergunning geldt, geen delfstoffen vermeld, welke in die concessie of in die vergunning zijn vermeld.

Artikel

4a

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

5b

Artikel

6

De werking van een beschikking tot verlening van een vergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel

7

Artikel

8

Met het aantonen van de aanwezigheid van delfstoffen door middel van een boring, waarmede een aanvang is gemaakt na 14 december 1965, wordt bij de toepassing van de artikelen 16, tweede lid, en 46 van de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois 285) slechts rekening gehouden, indien de aanwezigheid van een delfstof is aangetoond door de houder van een vergunning, waarin die delfstof is vermeld, met gebruikmaking van die vergunning.

Artikel

9

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ingeval een boring wordt verricht in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet opsporing delfstoffen.

Artikel

13

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Economische Zaken, L. DE BLOCK.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.