Besluit van 26 juni 1967, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 28, eerste en tweede lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten

Besluit overdracht contante waarden verplichtingen ongevallenverzekering aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds

WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 13 juni 1967 nr. 57776 Directoraat-Generaal voor Sociale Voorzieningen, Directie Sociale Verzekering, Afdeling Algemene Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 21 juni 1967 nr. 66.
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 23 juni 1967 nr. 58082 Directoraat-Generaal voor Sociale Voorzieningen, Directie Sociale Verzekering, Afdeling Algemene Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

§

2

Berekening contante waarde van uitkeringen aan getroffenen op de liquidatiedatum

Artikel

2

De verplichtingen wegens anders dan voorlopig toegekende renten als bedoeld in artikel 16 der Ongevallenwet 1921, artikel 37 der Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en artikel 2, eerste lid, der Zeeongevallenwet 1919 ter zake van ongevallen, plaatsgehad hebbend een jaar of langer vóór de liquidatiedatum - met uitzondering van de verplichtingen wegens renten, welke zijn toegekend ter zake van silocose -, worden door of namens de risicodragers, te wier laste deze verplichtingen werden vastgesteld, per de liquidatiedatum omgerekend tot hun contante waarde.

Artikel

3

De verplichtingen wegens voorlopig toegekende renten als bedoeld in artikel 16 der Ongevallenwet 1921, artikel 37 der Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en artikel 2, eerste lid, der Zeeongevallenwet 1919 ter zake van ongevallen, plaatsgehad hebbend een jaar of langer vóór de liquidatiedatum - met uitzondering van de verplichtingen wegens renten, welke zijn toegekend ter zake van silicose -, worden door of namens de risicodragers, te wier laste deze verplichtingen werden vastgesteld, per de liquidatiedatum omgerekend tot hun contante waarde.

Artikel

4

De verplichtingen wegens renten als bedoeld in artikel 16 der Ongevallenwet 1921 toegekend ter zake van silicose en aangevangen een jaar of langer vóór de liquidatiedatum, worden door of namens de risicodragers, te wier laste deze verplichtingen werden vastgesteld, per de liquidatiedatum omgerekend tot hun contante waarde.

Artikel

5

Artikel

6

De rekenrente voor de berekening der contante waarden, bedoeld in de voorgaande artikelen, wordt vastgesteld op het percentage, dat op de liquidatiedatum gemiddeld geldt voor obligatieleningen aan overheidsinstanties en openbare nutsbedrijven met een looptijd van gemiddeld circa 12 jaar zonder de mogelijkheid van vervroegde aflossing, met dien verstande dat het percentage naar boven wordt afgerond op een veelvoud van 1/8 %.

Artikel

7

§

3

Berekening contante waarden van uitkeringen aan getroffenen na de liquidatiedatum

Artikel

8

Artikel

9

§

4

Berekening contante waarden renten aan nagelaten betrekkingen

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De overeenkomstig het voorgaande artikel berekende contante waarden worden verminderd met 2%.

§

5

De over te dragen bedragen

Artikel

13

De overeenkomstig de paragrafen 2 en 4 berekende bedragen worden door de risicodragers per de liquidatiedatum overgedragen aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Artikel

14

De overeenkomstig paragraaf 3 berekende bedragen worden door de risicodragers aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds overgedragen:

  • a.

    voor zover het betreft de ingevolge artikel 8 en artikel 9, eerste en derde lid, berekende bedragen, betrekking hebbend op renten, ter zake waarvan het jaar, als in artikel 8, eerste lid, laatstbedoeld, verstrijkt binnen 6 maanden na de liquidatiedatum, per 6 maanden na de liquidatiedatum.

  • b.

    voor zover het betreft de ingevolge artikel 8 en artikel 9, eerste en derde lid, berekende bedragen, betrekking hebbend op renten, ter zake waarvan het jaar, als in artikel 8, eerste lid, laatstbedoeld, verstrijkt 6 maanden of later na de liquidatiedatum, per 12 maanden na de liquidatiedatum;

  • c.

    voor zover het betreft de ingevolge artikel 9, tweede en derde lid, berekende bedragen, per het einde van het eerste en het tweede halfjaar na de liquidatiedatum, waarin de uitkeringen, waarover de opslag verschuldigd is, worden uitgekeerd.

§

6

De overdracht

Artikel

15

De ingevolge paragraaf 5 door de risicodragers aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds af te dragen bedragen kunnen worden overgedragen in de vorm van:

  • a.

    ter beurze genoteerde obligaties en pandbrieven Nederlands courant, waaronder begrepen inschrijvingen in grootboek en schuldregisters en rentespaarbrieven;

  • b.

    onderhandse leningen aan overheidsinstanties en semi-overheidslichamen, dan wel door deze gegarandeerd, evenals aan in Nederland gevestigde particuliere ondernemingen en instellingen, waarvan de solvabiliteit en de boniteit niet aan twijfel onderhevig is;

  • c.

    schatkistpromessen en schatkistbiljetten;

  • d.

    andere objecten, die de instemming verwerven van het Arbeidsongeschiktheidsfonds;

  • e.

    contanten;

  • f.

    een schuldbekentenis, aflossende in 23 gelijke jaarlijkse termijnen tegen een rente, die gelijk is aan het percentage, bedoeld in artikel 6, onderscheidenlijk artikel 8, vierde lid, voor zover de risicodragers is de Staat, een provincie, een gemeente van ten minste 20 000 zielen, de N.V. Nederlandse Spoorwegen of de N.V. Nederlandse Staatsmijnen.

Artikel

16

Voor zover de overdracht plaatsvindt in de vorm van obligaties en pandbrieven worden deze gewaardeerd en in betaling genomen tegen de beurskoers op de datum van overdracht. Voor zover op deze datum geen notering plaatsvindt, geldt de laatste notering in de vooafgaande periode van 4 weken. Vond in deze 4-wekelijkse periode geen notering plaats, dan wordt de koers aangehouden van effecten die qua looptijd, aflossing en debiteur het naast verwant zijn.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

§

7

De procedure van de overdracht

Artikel

20

Vooruitlopend op de definitieve overdracht wordt door elke risicodrager uiterlijk een maand vóór de liquidatiedatum aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds verstrekt:

  • a.

    een voorlopige opgave van de bedragen, bedoeld in artikel 13, uitgaande van een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk 2 maanden vóór de liquidatiedatum op te geven voorlopige rekenrente;

  • b.

    een opgave van objecten en middelen, bedoeld in artikel 15, dienende ter effectuering van de overdracht, met dien verstande dat de waarde dezer objecten en middelen het onder a bedoelde bedrag met ten minste 10 en ten hoogste 40% zal overtreffen.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Het gestelde in de artikelen 20 tot en met 23 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overdrachten, bedoeld in artikel 14, met dien verstande, dat in de plaats van de liquidatiedatum gelezen wordt de data van overdracht, genoemd in laatstgenoemd artikel.

Artikel

25

De opgave, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a, alsmede de overeenkomstige opgaven, voortvloeiende uit artikel 24, vereisen:

  • a.

    voor zover afkomstig van risicodragers in de zin van de Ongevallenwet 1921 dan wel het Landbouwongevallenfonds de akkoordbevinding door de directie van de Sociale verzekeringsbank of haar wiskundig adviseur;

  • b.

    voor zover afkomstig van de overige risicodragers:

    • 1e.

      voor wat betreft de toepassing van de grondslagen en de actuariële berekeningen de akkoordbevinding van de directie van de Sociale verzekeringsbank of haar wiskundig adviseur;

    • 2e.

      voor wat betreft de omvang van de verplichtingen, waarop de in de artikelen 13 en 14 bedoelde bedragen betrekking hebben, de akkoordbevinding van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

§

8

Slotbepalingen

Artikel

26

Panden, die de Sociale verzekeringsbank op grond van artikel 54 of artikel 58, eerste lid, ten 3e, der Ongevallenwet 1921, onderscheidenlijk artikel 17 of artikel 25, onder b, der Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, in haar bezit heeft, alsmede de panden, welke het Ministerie van Financiën op grond van artikel 6 van de Zeeongevallenwet 1919 onder zijn berusting heeft, worden aan de betrokken risicodragers teruggegeven:

  • a.

    voor zover uitmakende aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds overeenkomstig de paragrafen 5, 6 en 7 over te dragen objecten dan wel daarvan het equivalent vormende: op het tijdstip van de feitelijke overdracht;

  • b.

    voor het overige: naar gelang de verplichtingen van risicodragers, uit dit besluit voortvloeiend, dalen onder de waarde der bovenbedoelde panden.

Artikel

27

Artikel

28

De commissie als bedoeld in artikel 27 treedt tevens op als commissie van scheidslieden in alle gevallen, waarin omtrent de uitlegging of toepassing van enigerlei bepaling van dit besluit verschil van mening bestaat tussen het Arbeidsongeschiktheidsfonds en de risicodragers en partijen overeenkomen om dit verschil van mening aan de uitspraak van scheidslieden te onderwerpen.

Artikel

29

Onze Minister stelt regelen vast omtrent de aan de leden en de secretaris van de in artikel 27 bedoelde commissie te verlenen vergoedingen.

Artikel

30

Artikel

31

Onze Minister kan ter uitwerking van het bepaalde in de artikelen 5, 8 en 11 tabellen vaststellen.

Artikel

32

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit overdracht contante waarden verplichtingen ongevallenverzekering aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Artikel

33

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die, waarop het in het Staatsblad is geplaatst en werkt terug tot 1 juli 1967.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, B. ROOLVINK.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.