Wet van 15 november 1967, houdende voorzieningen in het belang van de natuurbescherming

Natuurbeschermingswet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepalingen vast te stellen inzake de natuurbescherming;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepaling

Artikel

1

Deze wet verstaat onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;

  • b.

    natuurmonumenten: terreinen en wateren, welke van algemeen belang zijn uit een oogpunt van natuurschoon of om hun natuurwetenschappelijke betekenis;

  • c.

    eigenaar: degene, die in de kadastrale registratie als eigenaar staat vermeld, met dien verstande dat indien op een onroerende zaak een eeuwigdurend recht van erfpacht of een recht van beklemming rust, daaronder wordt verstaan de erfpachter of de beklemde meier, en dat bij onroerende zaken die aan een niet eeuwigdurend recht van erfpacht, een recht van vruchtgebruik of een recht van opstal zijn onderworpen, daaronder mede zijn begrepen degenen, die in de kadastrale registratie als erfpachter, vruchtgebruiker of opstalhouder staan vermeld, een en ander voor zover niet de rechtstoestand is gebleken een andere te zijn dan de kadastrale registratie aangeeft;

  • d.

    gebruiker: degene, die uit hoofde van een andere rechtsverhouding dan onder c genoemd een onroerende zaak in gebruik heeft.

Hoofdstuk

II

Artikel

2

Vervallen

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Hoofdstuk

III

Beschermde natuurmonumenten

Afdeling

1

Aanwijzing en intrekking van de aanwijzing

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Afdeling

2

Rechtsgevolgen van de aanwijzing

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

De eigenaar en de gebruiker zijn verplicht te gedogen, dat een beschermd natuurmonument vanwege Onze Minister door de nodige kentekenen als zodanig wordt aangeduid.

Artikel

16

Artikel

17

Het is verboden, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich te bevinden in of op een water, dat deel uitmaakt van een beschermd natuurmonument, indien op duidelijk zichtbare wijze is kenbaar gemaakt, dat de toegang tot dit water verboden is.

Afdeling

3

Schadevergoeding

Artikel

18

Afdeling

4

Beroep bij de administratieve rechter

Artikel

19

Afdeling

5

Registratie en openbaarmaking

Artikel

20

Hoofdstuk

IV

Staatsnatuurmonumenten

Artikel

21

Hoofdstuk

V

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

24a

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Hoofdstuk

V A

Bepalingen met betrekking tot natuur- en landschapsbeheer in landbouwgebieden

Artikel

25a

Hoofdstuk

VI

Straf- en dwangbepalingen

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Artikel

29

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

30

Onze Minister kan ambtenaren aanwijzen, aan wie de in artikel 5 beschreven bevoegdheid mede toekomt.

Artikel

31

Artikel

32

Het Koninklijk besluit van 17 mei 1946, nr. 5, houdende instelling van de Voorlopige Natuurbeschermingsraad, wordt ingetrokken.

Artikel

33

In afwijking van het bepaalde bij de artikelen 119 van de Provinciewet en 122 van de Gemeentewet (Stb. 1992, 96) heeft de inwerkingtreding van deze wet slechts ten aanzien van de gevallen, waarin strijd met de bij of krachtens haar gestelde voorschriften zou ontstaan, tot gevolg, dat de bepalingen van verordeningen van de provinciale staten en van de gemeenteraden betreffende de onderwerpen, waarin deze wet voorziet, van rechtswege ophouden te gelden.

Artikel

33a

Artikel

34

Deze wet kan worden aangehaald als "Natuurbeschermingswet".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, H. J. VAN DE POEL.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, W. F. SCHUT.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.