Artikel
1
1
Het recht, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechten burgerlijke stand bedraagt voor de onder a, b en d genoemde stukken € 8,60 en voor de onder c genoemde stukken € 16,60.
2
Jaarlijks worden de bedragen, bedoeld in het eerste lid, aangepast overeenkomstig de procentuele wijziging die het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand april van het lopende kalenderjaar heeft ondergaan ten opzichte van dit prijsindexcijfer over de maand april van het daaraan voorafgaande jaar. De uitkomst van die berekening wordt naar boven afgerond op 10 eurocent. Het aldus berekende bedrag wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vóór 1 september in de Staatscourant bekend gemaakt en geldt voor het daarop volgende kalenderjaar.
3
Onder het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie wordt verstaan de consumentenprijsindex reeks: Alle huishoudens, totaal, op meest recente tijdsbasis, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en gepubliceerd in het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek.