Wet van 12 februari 1969, houdende een nieuwe regeling met betrekking tot de kosten van vervolging inzake rijksbelastingen

Kostenwet invordering rijksbelastingen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het tarief van de kosten van vervolging inzake rijksbelastingen te herzien en een voorziening te treffen om de betekening van dwangbevelen inzake rijksbelastingen te vereenvoudigen, alsmede in enkele andere wetten daarmede samenhangende wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In afwijking van de afdelingen 4.4.4 en 4.4.5 van de Algemene wet bestuursrecht worden ter zake van het verrichten van werkzaamheden voor de invordering van bedragen door de zorg van een inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger en door een belastingdeurwaarder op grond van de bepalingen van de Invorderingswet 1990 of enige andere wettelijke bepaling aan degene die in gebreke is gebleven het verschuldigde tijdig te betalen, kosten in rekening gebracht volgens het bepaalde in de volgende artikelen, tenzij ter zake kosten verschuldigd zijn op grond van artikel 8.39 van de Belastingwet BES.

Artikel

2

Voor het verzenden van een aanmaning tot betaling is verschuldigd € 9 bij een gevorderde som tot € 454 en € 19 bij een gevorderde som van € 454 of meer.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Behalve de in de voorgaande artikelen genoemde bedragen worden in rekening gebracht de bedragen toekomende aan derden voor de door hen rechtstreeks ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het dwangbevel verrichte handelingen.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. K. J. BEERNINK.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. A. BAKKER.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, B. ROOLVINK.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.