Besluit van 4 september 1969, tot uitvoering van de artikelen 16, 19, eerste lid, 21, 29, 30, tweede lid, 31 en 32 van de Kernenergiewet

Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Verkeer en Waterstaat van 23 augustus 1968, no. 668/639 W.J.A., de Centrale Raad voor de Kernenergie gehoord;
Gelet op de artikelen 16, 19, eerste lid, 21, 26, 29, 30, tweede lid, 31, 32 en 35 van de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82);
De Raad van State gehoord (advies van 25 september 1968, no. 88);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Verkeer en Waterstaat van 3 september 1969, no. 669/585 W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

1a

Dit besluit is niet van toepassing op:

  • a.

    radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen die een integraal onderdeel vormen van het vervoermiddel;

  • b.

    radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen die binnen een inrichting of een locatie of tussen twee locaties binnen een inrichting van de ondernemer worden vervoerd, indien het vervoer onderworpen is aan regelgeving die op de inrichting van toepassing is en het vervoer niet via de openbare weg plaatsvindt;

  • c.

    radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen, die in het menselijk lichaam of in levende dieren aanwezig zijn;

  • d.

    radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen in bij regeling van Onze Minister aangewezen producten bestemd voor gebruik op of in de directe omgeving van personen;

  • e.

    natuurlijke bronnen waarmee een handeling wordt verricht als bedoeld in de definitie van «handeling» in artikel 1, eerste lid, onderdeel 4, indien de activiteitsconcentratie daarvan lager is dan of gelijk is aan tien keer de waarden, vermeld in tabel 2.2.7.2.2.1 van bijlage 1 bij de VSG.

Artikel

1b

Artikel

1c

Geen vergunning krachtens dit besluit wordt verleend indien:

Hoofdstuk

II

Het vervoeren en het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer

Afdeling

1

Algemene bepalingen

§

1

Splijtstoffen en ertsen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

4a

Vervallen

Artikel

4b

Vervallen

§

2

Radioactieve stoffen

Artikel

4c

Artikel

4d

Artikel

5

Artikel

6

De aanvraag om een vergunning voor het vervoeren van radioactieve stoffen en voor het voorhanden hebben van genoemde stoffen bij opslag in verband met het vervoer bevat de volgende gegevens:

Artikel

6a

Vervallen

Afdeling

2

Vervoer over de spoorweg

§

1

Splijtstoffen en ertsen

Artikel

7

Artikel

8

§

2

Radioactieve stoffen

Artikel

9

Artikel

10

Afdeling

3

Vervoer over land, anders dan over de spoorweg

§

1

Splijtstoffen en ertsen

Artikel

11

Ten aanzien van het vervoeren van splijtstoffen of ertsen over land, anders dan over de spoorweg, en het voorhanden hebben van genoemde stoffen bij opslag in verband met zodanig vervoer zijn de artikelen 7 en 8 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «VSG» telkens wordt gelezen: VLG.

§

2

Radioactieve stoffen

Artikel

12

Afdeling

4

Vervoer te water

§

1

Splijtstoffen en ertsen

Artikel

13

Artikel

14

§

2

Radioactieve stoffen

Artikel

15

Het in artikel 29, eerste lid, van de wet vervatte verbod zonder vergunning van de Autoriteit radioactieve stoffen te vervoeren geldt, in afwijking van artikel 5, niet voor het vervoeren van radioactieve stoffen over de Nederlandse territoriale zee of over niet-Nederlandse wateren.

Artikel

16

Afdeling

5

Vervoer in een luchtvaartuig

§

1

Splijtstoffen en ertsen

Artikel

17

Het in artikel 15, onder a, van de wet vervatte verbod geldt niet voor het vervoeren van splijtstoffen of ertsen in een luchtvaartuig, waarbij geen landing op Nederlands grondgebied plaatsvindt.

Artikel

18

Artikel

19

§

2

Radioactieve stoffen

Artikel

20

Het in artikel 29, eerste lid, van de wet vervatte verbod zonder vergunning van de Autoriteit radioactieve stoffen te vervoeren geldt, in afwijking van artikel 5, niet voor het vervoeren van radioactieve stoffen in een luchtvaartuig, waarbij geen landing op Nederlands grondgebied plaatsvindt.

Artikel

21

Aan een vergunning voor het vervoeren van radioactieve stoffen in een luchtvaartuig of voor het voorhanden hebben van genoemde stoffen bij opslag in verband met zodanig vervoer worden ter voorkoming van schade voorschriften verbonden als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Artikel

22

Hoofdstuk

III

Het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen en doen brengen

§

1

Splijtstoffen en ertsen

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

§

2

Radioactieve stoffen

Artikel

27

Artikel

27a

Het in artikel 29, eerste lid, van de wet vervatte verbod om zonder vergunning van de Autoriteit radioactieve stoffen binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen geldt voorts voor het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van een hoogactieve bron.

Artikel

28

De aanvraag om een vergunning voor het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 27, eerste lid, bevat de volgende gegevens:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, b en e tot en met i, en tweede lid, met dien verstande dat in plaats van «splijtstoffen of ertsen» telkens wordt gelezen: «radioactieve stoffen» en in plaats van «handeling» wordt gelezen: «handeling of werkzaamheid»;

  • b.

    een opgave als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, met dien verstande, dat in plaats van "splijtstoffen of ertsen", telkens wordt gelezen: "radioactieve stoffen";

  • c.

    de hoeveelheid radioactieve stoffen, waarop de aanvraag betrekking heeft, zo mogelijk onder vermelding van symbool, massagetal en energietoestand van de betrokken nucliden, van de maximale activiteit van de stoffen en van de chemische en fysische toestand en de vorm, waarin deze zich bevinden;

  • d.

    een omschrijving van de geneesmiddelen of gebruiksartikelen, waarin de radioactieve stoffen zich bevinden.

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

32a

§

3

Uitvoering Verordening (Euratom) nr. 1493/93

Artikel

32b

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, 5 en 6 van Verordening (Euratom) nr. 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap (PbEG 1993 L148).

Hoofdstuk

IV

Inrichtingen, waarin splijtstoffen worden opgeslagen in verband met het vervoer

Artikel

33

Het in artikel 15, onder b, van de wet vervatte verbod geldt niet ten aanzien van een inrichting, waarin splijtstoffen uitsluitend worden opgeslagen in verband met het vervoer daarvan.

Hoofdstuk

V

Slotbepalingen

Artikel

34

Onze Ministers van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Verkeer en Waterstaat zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Economische Zaken, L. DE BLOCK.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. J. H. KRUISINGA.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M. J. KEIJZER.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.