Besluit van 26 november 1969, houdende regelen betreffende de wijze van inrichting en raadpleging van het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
Besluit Huwelijksgoederenregister 1969
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 september 1969, stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 373/669;
De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 1969, nr. 41);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 21 november 1969, stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 490/669;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
1
Wanneer een inschrijving wordt verlangd in het huwelijksgoederenregister, moeten de volgende stukken aan de griffier worden overgelegd:
a.
ter inschrijving van bepalingen in huwelijkse voorwaarden of in voorwaarden van een geregistreerd partnerschap: een authentiek afschrift of uittreksel van de akte waarbij die bepalingen zijn vastgesteld;
ter inschrijving van verzoeken tot echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, scheiding van tafel en bed of opheffing van de gemeenschap als bedoeld in artikel 99, eerste lid, onder b, c en d, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: een afschrift van het verzoekschrift, gewaarmerkt en voorzien van de datum en het tijdstip van indiening door de griffier van de rechtbank waar het is ingediend;
ter inschrijving van een rechterlijke uitspraak, houdende vernietiging, ontbinding of wijziging van huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, dan wel een verklaring voor recht dat zodanige voorwaarden nietig zijn dan wel buitengerechtelijk zijn vernietigd of ontbonden, of een beslissing op een daartegen ingesteld rechtsmiddel: een authentiek afschrift van de uitspraak.
2
Van een verklaring houdende afstand van een huwelijksgemeenschap of een gemeenschap van een geregistreerd partnerschap”“partnerschap”” moet zijn “partnerschap,” bedoeld in de artikelen 104 en 105 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maakt de griffier een akte op, die degene die afstand doet in persoon of bij gevolmachtigde ondertekent.
3
3. Van een verklaring van de echtgenoten dat de scheiding van tafel en bed heeft opgehouden te bestaan, als bedoeld in artikel 176 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maakt de griffier een akte op, die de echtgenoten in persoon of bij gevolmachtigde ondertekenen.
4
Indien de in de leden 2 en 3 genoemde gevolmachtigde niet advocaat of notaris is, moet een authentieke of onderhandse volmacht worden overgelegd. Een onderhandse volmacht wordt aan de akte gehecht.
Artikel
1a
Op verzoek van één of beide echtgenoten of (geregistreerde) partners wordt door de griffier in het register aangetekend dat het verzoek of de overeenkomst, bedoeld in artikel 99, derde lid, eerste zin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, niet meer tot het daar bedoelde gevolg kan leiden. Het verzoek, voorzien van datum en tijdstip, is behalve door de echtgenoot of echtgenoten dan wel (geregistreerde) partner of partners ondertekend door een advocaat of notaris.
Voor elk echtpaar of elk geregistreerd paar te wiens aanzien een inschrijving geschiedt, wordt een kaart en zo nodig een omslag aangehouden, vermeldende de naam en voornamen van de beide personen, alsmede plaats en datum van de huwelijksvoltrekking of het geregistreerd partnerschap dat is aangegaan.
2
Op de kaart worden de inschrijvingen, met vermelding van hun dagtekening, aangebracht en door de griffier ondertekend. Bij inschrijvingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, wordt mede het tijdstip van inschrijving vermeld.
De kaarten dragen een nummer en worden zodanig gerangschikt dat zij eenvoudig kunnen worden teruggevonden. Het nummer van de kaart wordt op het omslag aangebracht.
5
Het register kan geheel of ten dele in elektronische vorm worden gehouden. In dat geval kan van het eerste tot en met vierde lid worden afgeweken, voor zover een doelmatige inrichting en raadpleging van het register daaraan niet in de weg staan.
Artikel
3a
De in artikel 1 genoemde stukken die voor een inschrijving in het huwelijksgoederenregister dienen te worden overgelegd, maken geen deel uit van het huwelijksgoederenregister. Zij worden ter griffie van de rechtbank op zodanige wijze bewaard, dat het verband met de op grond daarvan ingeschreven feiten kan worden gelegd.
Artikel
4
De griffier is verplicht aan ieder kosteloos inzage van het register te verstrekken. Hij is voorts verplicht om - met inachtneming van het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde - aan ieder een uittreksel uit het register te verstrekken.
Ons besluit van 15 september 1956, Stb. 480, wordt ingetrokken.
Artikel
6
1
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1970.
2
Het kan worden aangehaald als Besluit Huwelijksgoederenregister 1969.
Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.