Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de voorschriften van de derde titel van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (Stb. 1963, 271) door andere regelen met betrekking tot de totstandkoming van lonen en andere arbeidsvoorwaarden te vervangen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b.

    werknemer:

    • 1°.

      degene die in dienst van een ander arbeid verricht;

    • 2°.

      degene die in de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep persoonlijk arbeid voor een ander verricht - tenzij hij zodanige arbeid in de regel voor meer dan twee anderen verricht of zich daarbij door meer dan twee personen, niet zijnde zijn echtgenoot of geregistreerde partner of een bij hem inwonend bloed- of aanverwant of pleegkind, laat bijstaan, dan wel deze arbeid voor hem slechts een bijkomstige werkzaamheid is;

  • Abusievelijk

    wordt door Stb. 1997/660 onderdeel c i.p.v. onderdeel b gewijzigd.c. werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens dienst dan wel voor wie de onder b, onderscheidenlijk sub 1° en sub 2°, bedoelde werknemer arbeid verricht;

  • d.

    arbeidsverhouding: de rechtsbetrekking tussen een werknemer en diens werkgever;

  • e.

    loon: arbeidsvoorwaarde, regelende de vergoeding van de werkgever aan de werknemer ter zake van diens arbeid.

Artikel

2

Artikel

3

Vervallen

§

2

Aanmelding van collectieve arbeidsovereenkomsten

Artikel

4

§

3

Voorzieningen ter regeling van arbeidsvoorwaarden

Artikel

5

Artikel

6

§

4

Onverbindendverklaring van collectieve arbeidsovereenkomsten

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

§

5

Andere maatregelen in het algemeen sociaal-economisch belang

Artikel

10

Artikel

11

Elk beding tussen een werkgever en een werknemer alsmede elke bepaling in een collectieve arbeidsovereenkomst strijdig met de krachtens artikel 10, eerste lid, gestelde regelen, is nietig, behoudens voor zover vrijstelling of ontheffing is verleend. In plaats van zodanig beding of zodanige bepaling gelden die regelen.

Artikel

12

§

6

Slotbepalingen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Onze Minister kan regelen stellen, inhoudende op welke wijze een mededeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel een verzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, of 6, tweede lid, moet worden ingediend en welke gegevens daarbij moeten worden verstrekt, waarbij kan worden bepaald dat dit, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel

15

Artikel

16

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

Artikel

17

Artikel

18

Vervallen

Artikel

20

Artikel

21

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

22

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

23

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, B. ROOLVINK.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.