Artikel
1
Er is een Commissie automatisering salarisadministratie onderwijs (C.A.S.O.).
Besluit:
Er is een Commissie automatisering salarisadministratie onderwijs (C.A.S.O.).
De C.A.S.O. heeft tot taak de Minister van Onderwijs en Wetenschappen (hierna te noemen: de Minister) desgevraagd of eigener beweging van advies te dienen omtrent alle aangelegenheden betreffende automatisering der salarisadministratie bij het onderwijs en contact te onderhouden met de daarbij betrokken instellingen.
Leden van de C.A.S.O. zijn:
de chef van de hoofdafdeling Organisatie van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (hierna te noemen: het Ministerie), als voorzitter;
de chef van de afdeling Efficiency van het Ministerie, als plaatsvervangend voorzitter;
de chef van de afdeling Automatisering van het Ministerie;
vijf ambtenaren van het Directoraat-Generaal voor het Onderwijs, en één ambtenaar van de hoofdafdeling Financiën en Comptabiliteit van het Ministerie;
één ambtenaar van het Rijks Computercentrum, voor te dragen door de Minister van Binnenlandse Zaken;
telkens twee personen, voor te dragen door:
de Nederlandse Katholieke Schoolraad;
de Stichting Convent van het Protestants Christelijk Onderwijs;
telkens één persoon, voor te dragen door;
de Stichting Algemene Bonden van scholen voor bijzonder onderwijs;
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
De voorzitter van de C.A.S.O. kan subcommissies instellen, waarin behalve leden van de C.A.S.O. ook anderen zitting kunnen hebben.
Zowel de C.A.S.O. als haar subcommissies zijn bevoegd zich door derden te doen bijstaan.
De C.A.S.O. brengt jaarlijks vóór 1 maart aan de Minister schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden over het afgelopen kalenderjaar.
Deze beschikking treedt in werking op 1 juli 1970.
De beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen dd. 5 juli 1967, kenmerk ABD, nr. 705 (Stcrt. 1967, 147), wordt ingetrokken.