Artikel
1
Ingesteld wordt een Commissie Vormings- en Ontwikkelingswerk voor Volwassenen, hierna te noemen; de commissie.
Besluit:
Ingesteld wordt een Commissie Vormings- en Ontwikkelingswerk voor Volwassenen, hierna te noemen; de commissie.
De commissie heeft tot taak de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, hierna te noemen; de minister, op diens verzoek of uit eigen beweging voorstellen te doen omtrent het te voeren beleid en de in verband daarmede te nemen maatregelen met betrekking tot het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen.
Voor benoeming in de commissie komen in aanmerking personen, deskundig op het gebied van het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen, waarbij met de verschillende facetten van dit werk zo veel mogelijk rekening wordt gehouden.
Aan de commissie worden als waarnemer toegevoegd een vertegenwoordiger van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, een vertegenwoordiger van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, een vertegenwoordiger van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en een vertegenwoordiger van het Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling.
Jaarlijks treedt een derde van het aantal leden van de commissie af volgens een door de commissie vast te stellen rooster.
De minister verschaft de commissie alle informatie welke voor de goede vervulling van haar taak nodig is.
De voorstellen, nota's en rapporten van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen der leden en schriftelijk aan de minister aangeboden. Ieder lid is bevoegd een afwijkende mening daarin te doen opnemen dan wel hiervan afzonderlijk blijk te geven aan de minister.
Vóór 1 februari van elk jaar zendt de commissie aan de minister een verslag van haar werkzaamheden over het afgelopen jaar. Voor de eerste maal zal dit geschieden vóór 1 februari 1972.
De commissie kan met inachtneming van de bepalingen van deze beschikking haar werkwijze en die van de secretaris geheel naar eigen inzicht regelen.
De kosten, voortvloeiende uit de door of namens, dan wel in opdracht van de commissie verrichte werkzaamheden worden, na verkregen goedkeuring van de minister, door het Ministerie van Cultuur. Recreatie en Maatschappelijk Werk gedragen.
Aan de leden van de commissie wordt uit 's Rijks kas vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend volgens de regelen welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor de Rijksdienst gelden of zullen gelden voor categorie A.
Het beheer van de bescheiden betreffende werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de terzake geldende bepalingen van het Besluit post- en archiefzaken rijksadministratie 1950 (Stb. K 425) op overeenkomstige wijze als ten departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. De bescheiden worden bij opheffing van de commissie opgenomen in het archief van het departement.
De beschikkingen van de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 21 oktober 1958, afd. J.V./V.O.-I nr. 47.490 en van 6 december 1960, afd. V.O. nr. 75.433, houdende instelling van respectievelijk een Financiele Adviescommissie voor de subsidiëring van het volksontwikkelingswerk en een Commissie van Deskundigen voor het volksontwikkelingswerk in internaatsverband, worden ingetrokken.