Wet van 7 januari 1971, houdende regelen inzake de opheffing van de afdeling effectenregistratie van de Raad voor het Rechtsherstel

Wet opheffing afdeling effectenregistratie van de Raad voor het Rechtsherstel

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter uitvoering van artikel VII van de Rijkswet van 9 maart 1967, Stb. 163, houdende regelen inzake de opheffing van de Raad voor het Rechtsherstel, thans ook regelen vast te stellen inzake de opheffing van de afdeling effectenregistratie van die raad en enige daarmede verband houdende voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Artikel

II

De taak en de bevoegdheden van de afdeling effectenregistratie van de Raad voor het Rechtsherstel, met uitzondering van die, genoemd in artikel III, gaan over op Onze Minister van Financiën.

Artikel

III

Artikel

IV

Artikel

V

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VI

Verzoeken tot toepassing van artikel 64, elfde lid, van het Besluit herstel rechtsverkeer kunnen niet meer worden ingediend.

Artikel

VII

Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
De Minister van Financiën a.i., R. J. NELISSEN.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.