Commissie herziening wettelijke positie akademies van bouwkunst
Besluiten:
I
een commissie in te stellen teneinde van advies te dienen over de plaats van de akademies van bouwkunst in het onderwijsbestel en in verband daarmede te adviseren over de meest gewenste structuur van de opleiding tot architect en stedebouwkundige;
II
in deze commissie te benoemen:
-
a.
tot lid en voorzitter: prof. ir. J. van Tol, hoogleraar in de stedebouwkunde (ontwerpen) aan de Technische Hogeschool te Delft;
-
b.
tot lid:
-
1.
prof. D. C. Apon, hoogleraar in het architectonisch ontwerpen aan de Technische Hogeschool te Eindhoven;
-
2.
J. H. ten Have, lid van de opleidingsraad van de Bond van Nederlandse Architecten te Amsterdam;
-
3.
E. Haug, lid van de Kring Hoger Bouwkunst Onderricht te Amsterdam;
-
4.
ir. E. E. Laddé, bestuurslid Centrale Raad voor de Akademies van Bouwkunst te Amsterdam;
-
5.
H. van Leeuwen, lector in de leer van de woning en haar bewoning aan de Landbouwhogeschool te Wageningen;
-
6.
prof. ir. C. J. M. Weeber, hoogleraar in het architectonisch ontwerpen aan de Technische Hogeschool te Delft;
-
7.
prof. dr. G. A. Wissink, hoogleraar in de planologie aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen;
-
8.
ir. F. J. Zandvoort, bestuurslid van de Bond van Nederlandse Stedebouwkundigen te Delft;
-
1.
-
c.
tot adviserend lid:
-
1.
mr. Th. E. H. Arriëns, chef van de afdeling Juridische Zaken Wetenschappen te 's-Gravenhage;
-
2.
drs. W. A. Keuzenkamp, inspecteur voor het kunstonderwijs en beeldende vormgeving, te 's-Gravenhage;
-
3.
mr. J. Nittel, raadadviseur voor de wetenschappen, te 's-Gravenhage;
-
4.
mr. A. G. de Vries, plaatsvervangend directeur-generaal voor het onderwijs, te 's-Gravenhage;
-
1.
-
d.
tot secretaris;
drs. H. van der Esch, medewerker afdeling Algemene Zaken Wetenschappelijk onderwijs te 's-Gravenhage;
III
aan de commissie de bevoegdheid te verlenen andere personen en instanties te horen, sub-commissies in te stellen en niet leden in de commissie voor deelneming aan de werkzaamheden van die sub-commissies aan te wijzen;
IV
de onder 1 genoemde commissie aan te duiden als;
Commissie herziening wettelijke positie akademies van bouwkunst;
V
te bepalen dat deze beschikking in de Staatscourant zal worden geplaatst en een uittreksel van deze beschikking gezonden zal worden aan
-
de benoemden;
-
de Minister van Landbouw en Visserij;
-
de voorzitter van de Academische Raad;
-
de voorzitter van de Onderwijsraad;
-
de colleges van curatoren c.q. de besturen van de Nederlandse instellingen van wetenschappelijk onderwijs;
-
de inspecteur-generaal voor het onderwijs;
-
de voorzitter van de Stichting Centrale Raad voor de Academies van Bouwkunst;
-
de voorzitter van de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der bouwkunst/Bond van Nederlandse architecten;
-
de voorzitter van de Bond van Nederlandse Stedebouwkundigen;
-
de Minister van Financiën;
-
de voorzitter van de Algemene Rekenkamer, en
-
de Chef Voorlichtingsdienst van hun departement.