Wet van 4 februari 1971, houdende tegemoetkoming voor anderen dan oesterkwekers in schade als bedoeld in artikel 8 van de Deltawet en tegemoetkoming in schade als gevolg van de afsluiting van de Lauwerszee, alsmede wijziging van de Deltawet en van de Wet van 16 september 1966 (Stb. 399)
Deltaschadewet
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat regelen dienen te worden gesteld omtrent het verlenen van een tegemoetkoming aan anderen dan oesterkwekers in de schade bedoeld in artikel 8 van de Deltawet en omtrent de verlening op overeenkomstige wijze van een tegemoetkoming in schade, die door de afsluiting van de Lauwerszee ontstaat, en dat de Deltawet en de Wet van 16 september 1966 (Stb. 399) aanvulling behoeven;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk
I
Algemene bepalingen
Artikel
1
Deze wet verstaat onder:
Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
belanghebbende: degene, die onder de termen van artikel 2 valt;
schade: het nadeel, dat voor een getroffene als bedoeld in artikel 2 ontstaat ten gevolge van de in dat artikel genoemde oorzaken;
gemiddelde jaarlijkse winst: het gemiddelde van de winsten in de aangegeven boekjaren bepaald volgens normen, die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.
Artikel
2
1
Voor een tegemoetkoming volgens de bij deze wet gestelde regelen komt in aanmerking:
a.
degene, die als gevolg van de aanwezigheid van een afsluitingswerk rechtstreeks en onevenredig zwaar in zijn inkomsten uit bedrijf wordt getroffen door een der volgende omstandigheden:
-
de verandering van de waterbeweging in de binnenwaarts van de afsluitingswerken gelegen wateren;
-
de verandering van het zoutgehalte van de binnenwaarts van de afsluitingswerken gelegen wateren;
-
de belemmering van de vaart naar zee;
-
de veranderingen in de bodemfiguratie van de wateren buitenwaarts van de afsluitingswerken, rechtstreeks veroorzaakt door de aanwezigheid van die werken;
-
de wijzigingen in het visbestand in de buitenwaarts van de afsluitingswerken gelegen wateren, indien de getroffene de visserij pleegt uit te oefenen met een schip, waarvoor is afgegeven een certificaat van deugdelijkheid, als afgegeven krachtens de Schepenwet, slechts geldig voor Vaargebied I, en voor zover de schade binnen 4 jaar na het tot stand komen van een afsluitingswerk is ontstaan;
b.
degene, die rechtstreeks en onevenredig zwaar in zijn in Nederland verworven inkomsten uit bedrijf wordt getroffen door het wegvallen, ten gevolge van de onder a genoemde oorzaken, van de vraag naar of het aanbod van goederen of diensten aan de zijde van een getroffene als bedoeld onder a uit hoofde van diens bedrijf;
c.
degene, wiens arbeidsverhouding wordt beëindigd in hoofdzaak doordat zijn werkgever als rechtstreeks gevolg van de onder a of b genoemde oorzaken zijn bedrijf niet op dezelfde voet kan voortzetten, indien en zolang hij in Nederland woonachtig is en hij bovendien:
-
op grond van de beëindiging van de arbeidsverhouding aanspraak heeft verkregen op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet;
-
gedurende een tijdvak van ten minste twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsverhouding geheel of nagenoeg aaneengesloten hoofdzakelijk werkzaam is geweest in een door de onder a of b genoemde oorzaken getroffen bedrijf, hetzij in dat van zijn laatste werkgever, hetzij in een gelijksoortig bedrijf van een vorige werkgever, en
-
de leeftijd van 65 jaar niet heeft bereikt.
2
Geen aanspraak op tegemoetkoming ingevolge deze wet heeft de oesterkweker in de zin van artikel 1, onder 2e, van de Wet van 16 september 1966 (Stb. 399).
Artikel
3
1
Door en op kosten van het Rijk kunnen ter tegemoetkoming in schade ten behoeve van belanghebbenden of groepen van belanghebbenden voorzieningen worden getroffen.
2
Belanghebbenden wordt op grond van de hoofdstukken II en III van deze wet een tegemoetkoming verleend voorzover door het totstandbrengen van voorzieningen als bedoeld in het eerste lid schade niet kan worden voorkomen.
3
Volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen kunnen belanghebbenden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c die in verband met de door hen geleden schade van beroep willen veranderen dan wel van woonplaats moeten veranderen, teneinde de wederinschakeling in het arbeidsproces - al dan niet in het oude beroep - mogelijk te maken, tevens in aanmerking worden gebracht voor faciliteiten op het gebied van opleiding en migratie.
4
Volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen kunnen belanghebbenden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b, alsmede degenen die in een door hen geëxploiteerd bedrijf werkzaam zijn, indien zij van woonplaats moeten veranderen tengevolge van verplaatsing van het bedrijf, in aanmerking worden gebracht voor een tegemoetkoming in de kosten van migratie.
Artikel
4
Een tegemoetkoming wordt niet verleend voorzover de belanghebbende aanspraken op een tegemoetkoming in schade aan andere regelingen van welke aard ook kan of heeft kunnen ontlenen.
Artikel
5
Voor de toepassing van deze wet wordt een onderdeel van een onderneming van een belanghebbende, dat naar bedrijfseconomische maatstaven een zelfstandige eenheid vormt, aangemerkt als een afzonderlijk bedrijf.
Hoofdstuk
II
De tegemoetkoming in schade van bedrijven
§
1
Tegemoetkoming bij aanpassing van een bedrijf
Artikel
6
1
Indien een belanghebbende ter voorkoming of beperking van schade werken of maatregelen tot stand wenst te brengen die noodzakelijk zijn ter aanpassing van zijn bedrijf aan de nieuwe omstandigheden na de totstandkoming van een afsluitingswerk komen, onverminderd het bepaalde in artikel 11, voor verlening van een tegemoetkoming in aanmerking:
a.
de kosten van aan derden opgedragen onderzoekingen inzake de noodzaak, de mogelijkheid en de wijze van aanpassing van het bedrijf;
b.
de kosten van uitvoering van tot stand gebrachte werken of maatregelen tot aanpassing van het bedrijf;
c.
de kosten van voorbereiding en toezicht op de uitvoering van werken of maatregelen als bedoeld onder b, voorzover deze werkzaamheden zijn opgedragen aan derden.
2
Onder de in het eerste lid onder b bedoelde kosten worden verstaan de voor de aanpassing van het bedrijf noodzakelijke kosten, verminderd met een aftrek voor:
-
vervanging van oud door nieuw;
-
betere of andere exploitatiemogelijkheden, die door de werken of maatregelen tot aanpassing van het bedrijf alsmede door de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor het bedrijf ontstaan;
-
de waarde van de door aanpassing van het bedrijf vrijkomende zaken.
Onze Minister kan voor de uitvoering van dit lid nadere regelen stellen.
3
De in het eerste lid onder a bedoelde onderzoekingen alsmede de plannen voor de tot stand te brengen werken of maatregelen met inbegrip van de raming van kosten behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Deze overweegt daarbij of het verrichten van de onderzoekingen noodzakelijk is en of de tot stand te brengen werken of maatregelen economisch verantwoord zijn, alsmede welke de gevolgen zouden zijn van het achterwege blijven van deze werken of maatregelen.
4
Indien onderzoekingen en werken of maatregelen zijn uitgevoerd voor de inwerkingtreding van deze wet dan wel zonder de in het derde lid bedoelde goedkeuring van Onze Minister, bepaalt deze of en in hoeverre de kosten daarvan voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
Artikel
7
1
De tegemoetkoming in de in artikel 6, eerste lid, bedoelde kosten wordt vastgesteld op het totale bedrag van deze kosten, berekend overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, verminderd met 70 pct. van de gemiddelde jaarlijkse winst in de vijf boekjaren voorafgaande aan het boekjaar waarin met de uitvoering van de werken of het treffen van maatregelen tot aanpassing van het bedrijf is begonnen. Bedraagt het aantal boekjaren waarin het bedrijf werd uitgeoefend minder dan vijf, dan wordt aan de ontbrekende jaren een door schatting te bepalen winstbedrag toegerekend. Indien ten tijde van de goedkeuring van plannen voor werken of maatregelen ter aanpassing van een bedrijf het promessendisconto van De Nederlandsche Bank hoger of lager is dan 4 pct. wordt voor elke 1/4 pct. waarmede dit disconto de 4 pct. over- of onderschrijdt het in de eerste volzin genoemde percentage van 70 verminderd dan wel vermeerderd met 1/2. Indien de belanghebbende voor de financiering van het ingevolge dit lid voor zijn rekening komende deel van de kosten van werken of maatregelen ter aanpassing van het bedrijf een lening aangaat, worden de daaraan verbonden afsluitkosten bij de berekening van de tegemoetkoming mede in aanmerking genomen. Onze Minister van Financiën kan aan de belanghebbende ten aanzien van de in de vorige volzin bedoelde financiering faciliteiten verlenen.
2
Indien onderzoekingen hebben plaats gevonden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a en op grond van de uitslag van die onderzoekingen of wegens nadien gewijzigde omstandigheden met instemming van Onze Minister geen werken of maatregelen tot aanpassing van het bedrijf tot stand worden gebracht, worden de kosten van die onderzoekingen volledig vergoed, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, derde en vierde lid.
3
De tegemoetkoming die bij aanpassing van een bedrijf op grond van de artikelen 6, 7 en 11 aan de belanghebbende wordt toegekend, wordt niet hoger gesteld dan het bedrag van de tegemoetkoming waarop hij aanspraak zou kunnen maken, indien deze werken of maatregelen niet mogelijk zouden zijn geweest. Onze Minister kan hiervan afwijken, indien naar zijn oordeel door de aanpassing van het bedrijf ook schade voor anderen wordt voorkomen of beperkt.
4
Indien aanpassing van een bedrijf aan de nieuwe omstandigheden na de totstandkoming van een afsluitingswerk kan worden verkregen door aanpassing van de bestaande outillage, doch de belanghebbende de voorkeur geeft aan het treffen van andere maatregelen waardoor de schade eveneens op bevredigende wijze kan worden ondervangen, kan Onze Minister bepalen dat terzake van deze maatregelen een tegemoetkoming wordt verleend. Deze tegemoetkoming wordt nimmer hoger gesteld dan het bedrag van de tegemoetkoming waarop de belanghebbende aanspraak zou kunnen maken bij aanpassing van de bestaande outillage van het bedrijf.
§
2
Tegemoetkoming bij verplaatsing van een bedrijf
Artikel
8
1
Indien een belanghebbende tengevolge van schade zijn bedrijf ter plaatse niet meer kan voortzetten, de mogelijkheden tot aanpassing mede in aanmerking genomen en deswege zijn bedrijf wenst te verplaatsen, wordt hem, onverminderd het bepaalde in artikel 11, in de aan deze verplaatsing verbonden kosten een tegemoetkoming verleend.
2
Onder de in het eerste lid bedoelde kosten worden verstaan de voor verplaatsing van het bedrijf in zijn bestaande vorm noodzakelijke kosten. Deze kosten worden zoveel mogelijk vooraf vastgesteld aan de hand van een door drie deskundigen verrichte taxatie. Bij de vaststelling daarvan wordt rekening gehouden met de voordelen, die bij verplaatsing worden verkregen uit hoofde van:
-
vervanging van oud door nieuw;
-
betere of andere exploitatiemogelijkheden, die door de verplaatsing alsmede door de voorzieningen bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor het bedrijf ontstaan;
-
de waarde van de door de verplaatsing vrijkomende zaken.
Onze Minister kan voor de uitvoering van dit lid nadere regelen stellen.
3
De in het eerste lid bedoelde verplaatsing behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Deze overweegt daarbij of de verplaatsing economisch verantwoord is, alsmede welke de gevolgen zouden zijn van het achterwege blijven van de verplaatsing.
4
Indien de verplaatsing is geschied voor de inwerkingtreding van deze wet dan wel zonder de in het derde lid bedoelde goedkeuring van Onze Minister, bepaalt deze of en in hoeverre de kosten daarvan voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
Artikel
9
1
De tegemoetkoming in de in artikel 8, eerste lid, bedoelde kosten wordt vastgesteld op het bedrag van de overeenkomstig het tweede lid van dat artikel vastgestelde verplaatsingskosten, verminderd met 70 pct. van de gemiddelde jaarlijkse winst in de vijf boekjaren voorafgaande aan het boekjaar waarin met de uitvoering van maatregelen tot verplaatsing is begonnen. Bedraagt het aantal boekjaren waarin het bedrijf werd uitgeoefend minder dan vijf, dan wordt aan de ontbrekende jaren een door schatting te bepalen winstbedrag toegerekend. Indien ten tijde van de goedkeuring van de verplaatsing van een bedrijf het promessendisconto van De Nederlandsche Bank hoger of lager is dan 4 pct. wordt voor elke 1/4 pct. waarmede dit disconto de 4 pct. over- of onderschrijdt het in de eerste volzin genoemde percentage van 70 verminderd dan wel vermeerderd met 1/2. Indien de belanghebbende voor de financiering van het ingevolge dit lid voor zijn rekening komende deel van de kosten van verplaatsing van het bedrijf een lening aangaat, worden de daaraan verbonden afsluitkosten bij de berekening van de tegemoetkoming mede in aanmerking genomen. Onze Minister van Financiën kan aan de belanghebbende ten aanzien van de in de vorige volzin bedoelde financiering faciliteiten verlenen.
2
De tegemoetkoming die bij verplaatsing van een bedrijf op grond van de artikelen 8, 9 en 11 aan de belanghebbende wordt toegekend, wordt niet hoger gesteld dan het bedrag van de tegemoetkoming waarop hij aanspraak zou kunnen maken bij beëindiging van het bedrijf. Onze Minister kan hiervan afwijken, indien naar zijn oordeel door de verplaatsing van het bedrijf ook schade voor anderen wordt voorkomen of beperkt.
Artikel
10
Indien voortzetting van een bedrijf ter plaatse door het uitvoeren van werken of door het treffen van maatregelen tot aanpassing van het bedrijf mogelijk kan worden gemaakt, doch belanghebbende de voorkeur geeft aan verplaatsing, kan Onze Minister bepalen dat ter zake van deze verplaatsing een tegemoetkoming wordt verleend. Deze tegemoetkoming wordt nimmer hoger gesteld dan het bedrag van de tegemoetkoming, waarop de belanghebbende aanspraak zou kunnen maken bij aanpassing van het bedrijf.
§
3
Tegemoetkoming bij verminderde exploitatiemogelijkheden
Artikel
11
1
Indien een belanghebbende bij de voortzetting van het bedrijf schade lijdt, die niet of niet volledig door aanpassing of verplaatsing van het bedrijf kan worden voorkomen, wordt hem in de bedrijfsschade een tegemoetkoming verleend. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op negen maal het verschil tussen 90 pct. van de gemiddelde jaarlijkse winst in de vijf boekjaren, voorafgaande aan het boekjaar waarin de schade is opgetreden en de geschatte gemiddelde jaarlijkse winst in dat boekjaar en de daarop volgende negen boekjaren voorzover deze ongunstig wordt beïnvloed door de in artikel 2, eerste lid, onder a of b, genoemde oorzaken. Bedraagt het aantal boekjaren waarin het bedrijf werd uitgeoefend minder dan vijf, dan wordt aan de ontbrekende jaren een door schatting te bepalen winstbedrag toegerekend.
2
Bij de schatting van de gemiddelde jaarlijkse winst in het boekjaar waarin de schade is opgetreden en de daarop volgende boekjaren wordt rekening gehouden met mogelijkheden tot omschakeling van het bedrijf en met nieuwe exploitatiemogelijkheden voor het bedrijf, voortvloeiende uit veranderingen in de economische situatie tengevolge van de afsluitingswerken.
3
Indien een voldoend nauwkeurige schatting van de gemiddelde jaarlijkse winst in het boekjaar waarin de schade is opgetreden en de daarop volgende boekjaren niet aanstonds mogelijk is, kan Onze Minister bepalen dat gedurende de eerste drie boekjaren de tegemoetkoming in de bedrijfsschade overeenkomstig de in het eerste lid genoemde grondslagen jaarlijks wordt bepaald aan de hand van de werkelijke uitkomsten en jaarlijks aan de belanghebbende wordt uitgekeerd. Na afloop van deze drie boekjaren wordt aan belanghebbende een tegemoetkoming verleend tot een bedrag van zes en half maal de geschatte gemiddelde jaarlijkse bedrijfsschade in de daarop volgende zeven boekjaren. Deze tegemoetkoming wordt bepaald overeenkomstig de in het eerste lid genoemde grondslagen.
§
4
Tegemoetkoming bij beëindiging van een bedrijf
Artikel
12
Indien tengevolge van schade een belanghebbende zijn bedrijf, de mogelijkheden tot aanpassing en verplaatsing mede in aanmerking genomen, niet kan voortzetten en deswege zijn bedrijf met goedkeuring van Onze Minister beëindigt wordt hem, tenzij hem uit hoofde van die schade reeds eerder een tegemoetkoming op grond van de artikelen 6-11 is toegekend, een tegemoetkoming verleend in de vermogensschade en de bedrijfsschade, die door de beëindiging ontstaat.
Artikel
13
1
De tegemoetkoming in de vermogensschade bedoeld in artikel 12 wordt vastgesteld op het bedrag van de werkelijke waarde van de op het tijdstip van de beëindiging aan de belanghebbende toebehorende en tot de uitoefening van het bedrijf dienende goederen, verminderd met de geschatte waarde van deze goederen bij aanwending buiten het bedrijf.
2
Tot de in het eerste lid bedoelde goederen worden mede gerekend de tot de uitoefening van het bedrijf dienende roerende zaken, die belanghebbende krachtens een overeenkomst van huurkoop gebruikt, alsmede de tot de uitoefening van het bedrijf dienende onroerende zaken waarvoor hij anders dan als eigenaar op grond van een overeenkomst aangegaan voor het tijdstip waarop de schade wordt geleden het risico draagt.
3
Goederen die mede doch niet uitsluitend tot de uitoefening van het bedrijf dienen, worden voor de vaststelling van de tegemoetkoming in de vermogensschade slechts in aanmerking genomen in de mate, waarin zij tot de uitoefening van het bedrijf dienen.
Artikel
14
1
De tegemoetkoming in de bedrijfsschade bedoeld in artikel 12 wordt vastgesteld op acht maal het verschil tussen de gemiddelde jaarlijkse winst van het bedrijf behaald in de vijf boekjaren voorafgaande aan het boekjaar waarin het bedrijf wordt beëindigd of waarin de schade is opgetreden en de geschatte waarde van de jaarlijkse opbrengsten van het vrijkomende kapitaal en van de vrijkomende arbeid van de belanghebbende. Bedraagt het aantal boekjaren, waarin het bedrijf werd uitgeoefend, minder dan vijf, dan wordt aan de ontbrekende jaren een door schatting te bepalen winstbedrag toegerekend.
2
De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming kan worden verhoogd met een bedrag voor de uitgaven, die de belanghebbende na de beëindiging van zijn bedrijf verschuldigd is uit hoofde van verplichtingen ingevolge voordien gesloten overeenkomsten met betrekking tot andere dan de in artikel 13 bedoelde goederen, waarover hij voor de uitoefening van zijn bedrijf de beschikking moest hebben.
§
5
Algemene regelen voor de onderscheiden vormen van tegemoetkoming
Artikel
15
1
In gevallen, waarin de winst in de voorafgaande boekjaren, bedoeld in de artikelen 11 en 14, buiten de wil van belanghebbende door bijzondere persoonlijke omstandigheden ongunstig is beïnvloed en toepassing van die artikelen tot onbillijkheid zou leiden, kan aan de berekening van de tegemoetkoming een hogere winst dan uit deze artikelen volgt ten grondslag worden gelegd.
2
Indien bij de berekening van de gemiddelde jaarlijkse winst in de vijf boekjaren, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, en 9, eerste lid, het laatste boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarin met de uitvoering van werken of maatregelen tot aanpassing of verplaatsing van het bedrijf is begonnen, nog niet is afgesloten, kan Onze Minister bepalen dat de gemiddelde jaarlijkse winst wordt vastgesteld over de vijf aan dat laatste boekjaar voorafgaande boekjaren.
3
Voor landbouwbedrijven kan de gemiddelde winst in de vijf boekjaren, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste lid, 11, eerste lid, en 14, eerste lid, worden bepaald aan de hand van een schatting van de netto opbrengst per hectare van de bij deze bedrijven in gebruik zijnde cultuurgrond.
4
Indien de belanghebbende meer dan een maal schade lijdt, doordat afsluitingswerken achtereenvolgens tot stand komen, zal het aandeel dat de belanghebbende in de schade zelf moet dragen, nimmer meer bedragen dan het aandeel dat hij zou hebben moeten dragen indien de schade zich in één maal zou hebben voorgedaan. Voor de toepassing van het bepaalde in dit lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld.
Artikel
16
1
Indien de belanghebbende over de winst, die een gevolg is van tegemoetkomingen op grond van de artikelen 11-14, alsmede in geval van de in artikel 12 bedoelde beëindiging van zijn bedrijf over de winst die overigens met die beeindiging wordt behaald, meer inkomsten- of vennootschapsbelasting moet betalen dan de contante waarde van de belasting welke hij zou hebben moeten betalen, indien zonder het optreden van schade die winsten anders verdeeld en op andere tijdstippen aan hem zouden zijn toegekomen, wordt aan de belanghebbende een tegemoetkoming verleend gelijk aan het voor hem nadelige verschil.
2
Voorzover de tegemoetkomingen bedoeld in het eerste lid betrekking hebben op in het verleden gederfde winsten wordt onder contante waarde van de belasting verstaan de belasting vermeerderd met rente.
Artikel
17
Tegemoetkomingen als bedoeld in dit hoofdstuk worden niet verleend voorzover:
a.
de belanghebbende nalatig is om schade te voorkomen of te beperken, hetzij door geen gebruik te maken van voorzieningen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, hetzij door niet of niet tijdig zelf werken uit te voeren of maatregelen te treffen;
b.
schade voortvloeit uit handelingen, waarvan belanghebbende gelet op de voorzienbaarheid van de gevolgen van de afsluitingswerken had moeten begrijpen, dat deze handelingen economisch ondoelmatig zouden zijn.
Hoofdstuk
III
De tegemoetkoming in schade van werknemers
Artikel
18
1
De in artikel 2, eerste lid, onder c bedoelde belanghebbende heeft over elke dag waarover hij, ware zijn arbeidsverhouding niet beëindigd, loon zou hebben genoten recht op een tegemoetkoming die per week wordt uitbetaald.
2
Het recht op de tegemoetkoming wordt niet onderbroken door de omstandigheid dat de belanghebbende een opleiding volgt met het oog op de verwerving van andere arbeid.
3
Aan de toekenning van de tegemoetkoming kunnen voorwaarden worden verbonden gericht op de verwerving van andere arbeid.
Artikel
19
1
De tegemoetkoming bedraagt per dag 80 pct. van het gemiddelde loon dat de belanghebbende zou hebben verdiend, indien zijn laatste arbeidsverhouding in het beroep dat hij gewoonlijk uitoefende op dezelfde voet zou zijn voortgezet.
2
Volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen wordt de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming aan wijzigingen in het algemene loonpeil aangepast.
3
Op de tegemoetkoming worden inkomsten van de belanghebbende op grond van aanspraken als bedoeld in artikel 4 en andere door hem wegens loonderving genoten inkomsten ten volle in mindering gebracht. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid kan nadere regelen stellen, waarbij van het bepaalde in de vorige volzin kan worden afgeweken.
4
Op de tegemoetkoming worden inkomsten van de belanghebbende uit arbeid voor 80 pct. in mindering gebracht.
5
De in het derde en het vierde lid bedoelde inkomsten worden op de tegemoetkoming niet in mindering gebracht voorzover zij door de belanghebbende reeds werden genoten naast het loon uit de in het eerste lid bedoelde arbeidsverhouding.
Artikel
20
1
De tegemoetkoming wordt uitgekeerd over een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de dag volgende op die, waarop de in artikel 2, eerste lid, onder c bedoelde arbeidsverhouding is beëindigd. Voor elk vol jaar waarmede de leeftijd van de belanghebbende bij beëindiging van de arbeidsverhouding 41 jaar overtreft, wordt de in de vorige volzin genoemde periode verlengd met:
1
maand voor de jaren ouder dan 41 jaar, doch voor het bereiken van de leeftijd van 48 jaar;
2
maanden voor de jaren ouder dan 47 jaar, doch voor het bereiken van de leeftijd van 52 jaar;
3
maanden voor de jaren ouder dan 51 jaar, doch voor het bereiken van de leeftijd van 56 jaar;
4
maanden voor de jaren ouder dan 55 jaar, doch voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.
2
Ten aanzien van de belanghebbende die op de dag van beëindiging van de arbeidsverhouding de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, wordt de tegemoetkoming uitgekeerd tot aan het tijdstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.
3
De tegemoetkoming wordt voor bepaalde tijd verlaagd of ingetrokken indien de belanghebbende door een handelen of nalaten dat hem kan worden toegerekend, het verwerven van passende arbeid heeft belemmerd.
4
Het recht op de tegemoetkoming gaat te niet indien de belanghebbende gedurende een al dan niet onderbroken periode van twee jaren uitsluitend ten gevolge van het in mindering brengen van inkomsten uit arbeid geen tegemoetkoming ingevolge deze wet heeft genoten.
Indien de belanghebbende over de inkomsten genoten door de toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 18-20 meer loon- dan wel inkomstenbelasting moet betalen dan de contante waarde van de belasting welke hij zou moeten hebben betalen, indien zonder het optreden van schade die inkomsten op andere tijdstippen en anders verdeeld aan hem zouden zijn toegekomen, wordt hem een tegemoetkoming verleend gelijk aan het voor hem nadelige verschil.
2
Voorzover de tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op in het verleden gederfde inkomsten, wordt onder contante waarde van de belasting verstaan de belasting vermeerderd met rente.
Hoofdstuk
IV
Uitvoeringsvoorschriften
Artikel
23
Beslissingen op grond van deze wet of van de krachtens deze wet gestelde regelen worden voorzover niet anders is bepaald genomen door Onze Minister. Bij gemeenschappelijke regeling van Onze Minister en van een van Onze andere Ministers kunnen beslissingen op grond van deze wet ten aanzien van in die beschikking te noemen gevallen worden overgedragen aan deze andere Minister of, voorzover het de uitvoering van hoofdstuk III betreft, naar daarbij te stellen regelen aan in die beschikking aan te wijzen organen van lagere openbare lichamen.
Artikel
24
1
De aanvraag om een tegemoetkoming in de schade moet uiterlijk een jaar nadat de schade zich voor het eerst heeft voorgedaan zijn ingekomen.
2
Een aanvraag, die niet met inachtneming van de in het eerste lid genoemde termijn is ingekomen, wordt niet in behandeling genomen, tenzij de aanvrager aantoont dat hij de aanvraag heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
3
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen tijdstippen worden vastgesteld, waarna met betrekking tot in die algemene maatregel te omschrijven groepen van gevallen geen aanvragen om tegemoetkoming meer kunnen worden ingediend.
Artikel
25
De beschikking op een aanvraag om tegemoetkoming kan ook betrekking hebben op een daarbij aan te geven deel van de schade.
Artikel
26
Een tegemoetkoming kan op verzoek van de belanghebbende worden verleend voordat de schade in feite is opgetreden, indien naar het oordeel van Onze Minister daartoe in bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat. Een zodanige tegemoetkoming wordt in ieder geval verleend indien de uitvoering van de afsluitingswerken de verkrijging van vervangende exploitatiemogelijkheden ernstig beperkt voor de belanghebbende, die door deze of andere werken in het betrokken gebied wordt getroffen.
Artikel
27
1
Een tegemoetkoming als bedoeld in hoofdstuk II wordt betaalbaar gesteld, zodra zij onherroepelijk is vastgesteld.
2
Uit ’s Lands kas kunnen voorschotten op de te verwachten tegemoetkomingen worden verstrekt.
3
Indien schade is opgetreden vóór de inwerkingtreding van deze wet wordt over het bedrag van de tegemoetkoming de wettelijke rente betaald. Deze worden berekend van de eerste dag van de maand waarin de schade is opgetreden tot de eerste dag van de maand waarin de tegemoetkoming betaalbaar is gesteld. Verstrekte voorschotten op de tegemoetkoming worden op het bedrag waarover de wettelijke rente wordt betaald in mindering gebracht vanaf de eerste dag van de maand waarin de betaling van de voorschotten heeft plaatsgevonden.
4
Voor de berekening van de rente worden de bedragen van de tegemoetkoming naar beneden afgerond op € 50 of een veelvoud daarvan.
Artikel
28
1
De uitbetaling van een tegemoetkoming in vermogensschade of van een voorschot daarop ten aanzien van met hypotheek of pand bezwaarde goederen en de in artikel 13, tweede lid, bedoelde roerende zaken, geschiedt niet dan overeenkomstig een regeling, die tussen de belanghebbende en de hypotheek- of pandhouder, onderscheidenlijk de huurverkoper is tot stand gekomen of op verzoek van één der partijen is vastgesteld door Onze Minister of door een van Onze andere Ministers, indien aan deze ingevolge artikel 23 de beslissingsbevoegdheid in het betrokken geval is overgedragen.
2
Bij de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt gelet op de waardevermindering van het goed en op het belang dat de hypotheek- of pandhouder, onderscheidenlijk de huurverkoper bij het goed hebben.
Hoofdstuk
V
Beroep
§
1
Algemeen
Artikel
29
Vervallen
Artikel
30
Vervallen
§
2
Procedure in geval van beroep bij de arrondissementsrechtbank
Artikel
31
Vervallen
Artikel
32
Vervallen
Artikel
33
Vervallen
Hoofdstuk
VI
Slotbepalingen
Artikel
34
Vervallen
Artikel
35
1
De bepalingen van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing op schade ontstaan door de afsluiting van de Lauwerszee.
2
Voor de toepassing van het eerste lid wordt, waar in deze wet wordt gesproken van afsluitingswerk, daaronder verstaan het werk tot afsluiting van de Lauwerszee.
Artikel
36
Dit artikel bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel
37
Dit artikel bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel
38
Deze wet kan worden aangehaald als Deltaschadewet.
Artikel
39
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De in artikel 36 opgenomen wijziging van artikel 7 van de Deltawet vindt mede toepassing ten aanzien van buitendijkse gronden of wateren die na 1 juni 1970 tengevolge of mede tengevolge van de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 1 van de Deltawet voor de inwerkingtreding van deze wet in waarde veranderen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. A. BAKKER.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, B. ROOLVINK.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Minister van Landbouw en Visserij, P. J. LARDINOIS.