Commissie maatschappelijk werk bij L.O.M.-scholen

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Overwegende, dat het ter bevordering van een goede beleidsvoering met betrekking tot de inschakeling van het maatschappelijk werk bij scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden gewenst is een commissie in te stellen bestaande uit betrokkenen en deskundigen,

Besluit:

Artikel

1

Ingesteld wordt een landelijke adviescommissie in het kader van de inschakeling van het maatschappelijk werk bij scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, hierna te noemen: de commissie.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, hierna te noemen: de minister, op diens verzoek of uit eigen beweging voorstellen te doen omtrent de mate waarin aan het maatschappelijk werk bij de noodzakelijk te achten multidisciplinaire begeleiding van de kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden een taak is te geven alsmede omtrent de wenselijke geachte organisatie en methode van dat maatschappelijk werk.

Artikel

3

De in artikel 2 bedoelde voorstellen zullen onder meer betrekking hebben op:

  • a.

    de selectie van de maatschappelijk werk-functionarissen en mogelijk andere deskundigen;

  • b.

    de begeleiding en coördinatie van de werkzaamheden in onderscheidene projecten, die te zien zijn als delen van één landelijk ontwikkelingsprojekt;

  • c.

    het geven van richtlijnen inzake de periodieke rapportage betreffende de gang van zaken in de ontwikkelingsprojecten;

  • d.

    de voortdurende evaluatie en bijstelling van uitgangspunten en vraagstellingen terzake van de ontwikkelingsprojecten.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

In de commissie worden benoemd:

  • I.

    tot lid, tevens voorzitter: de heer H. Menkveld, hoofd van een school voor kinderen met Leer- en Opvoedingsmoeilijkheden te Emmen.

  • II.

    tot leden: de heer J. J. A. van Beers, hoofd van een school voor kinderen met Leer- en Opvoedingsmoeilijkheden te Breda;

    mevrouw drs. E. A. C. Hulshoff Pol-Kars, psycholoog te Voorburg;

    drs. T. Kingma, directeur van de Stichting Maatschappelijk Werk voor Geestelijk Gehandicapten in Friesland te Leeuwarden;

    de heer E. C. v.d. Kleij, inspecteur van het buitengewoon lager onderwijs te Zwolle;

    mevrouw J. E. Teeken-Rozema, hoofd maatschappelijke dienst van het revalidatiecentrum Johanna Stichting te Arnhem;

    drs. P. B. J. Verwei van de Afdeling Sociale Revalidatie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

  • III.

    tot lid, tevens secretaris: mevrouw M. Boom-Lorijnen van de Afdeling Sociale Revalidatie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Artikel

7

De voorstellen, nota's en rapporten van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen der leden en schriftelijk aan de minister aangeboden, leder lid is bevoegd een afwijkende mening daarin te doen opnemen.

Artikel

8

De commissie kan met inachtneming van de bepalingen van deze beschikking haar werkwijze en die van de secretaris naar eigen inzicht nader regelen.

Artikel

9

De kosten voortvloeiende uit de door of namens, dan wel in opdracht van de commissie verrichte werkzaamheden worden, na verkregen goedkeuring van de minister, door het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk gedragen.

Artikel

10

Aan de leden van de commissie en de deskundigen, bedoeld in artikel 4, derde lid, wordt uit 's Rijks kas vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend volgens de regelen, welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 's Rijks dienst gelden voor categorie B.

Artikel

11

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het Besluit Post- en Archiefzaken rijksadministratie 1950 (Stb. K. 425) op overeenkomstige wijze als ten departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. De bescheiden worden bij opheffing van de commissie in het archief van dit departement opgenomen.

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in de Nederlandse Staatscourant en wordt in afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan de belanghebbenden.

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, M. H. J. van dePoel