Wet van 23 april 1971, houdende regeling met betrekking tot de geneeskundige, tandheelkundige, verloskundige en farmaceutische voorziening ten behoeve van de bevolking voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden

Noodwet Geneeskundigen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden nieuwe regelen te stellen met betrekking tot de geneeskundige, tandheelkundige, verloskundige en farmaceutische voorziening ten behoeve van de bevolking;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

2a

De geneeskundigen die niet ingeschreven staan in het desbetreffende overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ingestelde register, worden voor de toepassing van in andere wetten opgenomen bepalingen, betrekking hebbende op degenen die in dat register ingeschreven staan, gelijkgesteld met degenen die in dat register ingeschreven staan voor zover zulks noodzakelijk is ter nakoming van de hun krachtens deze wet opgelegde verplichtingen.

Artikel

3

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Artikel

6

Het bevoegd gezag oefent de aan dit gezag bij of krachtens deze wet toegekende bevoegdheden uit met inachtneming van de door Onze Minister in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers gestelde regelen en van de door Onze Minister gegeven instructies.

Artikel

7

Bij algemene maatregel van bestuur worden de autoriteiten aangewezen, die, zolang de verbinding tussen Onze Minister en enig gebied verbroken is, in dat gebied met inachtneming van de bij de maatregel gestelde regelen de bij de artikelen 8 en 9 aan Onze Minister toegekende bevoegdheden uitoefenen.

Hoofdstuk

II

Bepalingen voor buitengewone omstandigheden

§

1

Uitoefening van de praktijk

Artikel

8

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

§

2

Beperking van het beëindigen en aangaan van rechtsbetrekkingen

Artikel

9

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

10

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Indien een rechtsbetrekking door één der partijen is beëindigd in strijd met een krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, gesteld verbod of met een voorschrift, verbonden aan een krachtens dat lid verleende vergunning, kan de wederpartij gedurende zes maanden de nietigheid der beëindiging inroepen.

Artikel

11

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

12

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

§

3

Opleggen van verplichtingen

Artikel

13

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

14

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

De verplichtingen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kunnen niet worden opgelegd aan geneeskundigen, die:

  • a.

    ingevolge een overeenkomst met een andere mogendheid of met een volkenrechtelijke organisatie van oplegging van zodanige verplichtingen uitgesloten zijn, of

  • b.

    behoren tot bij algemene maatregel van bestuur daartoe aangewezen categorieën of krachtens zodanige maatregel daartoe zijn aangewezen.

Artikel

15

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

De overeenkomstig artikel 13, derde lid, aangewezen persoon is verplicht de geneeskundige de werkzaamheden, welke uit de opgelegde verplichting voortvloeien, te laten verrichten.

Artikel

16

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

17

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

18

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

19

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

20

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

§

4

Opheffing van wettelijke belemmeringen

Artikel

21

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Hoofdstuk

III

Vergoedingen en sociale voorzieningen

Artikel

22

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent het ten laste van de staat:

  • a.

    toekennen, voor zover nodig, van een vergoeding aan een geneeskundige in verband met een hem krachtens artikel 13, eerste lid, opgelegde verplichting;

  • b.

    treffen, voor zover nodig, van voorzieningen bij ziekte, ongeval, invaliditeit en overlijden, verband houdende met het nakomen van een krachtens artikel 13, eerste lid, aan een geneeskundige opgelegde verplichting.

Hoofdstuk

IV

Voorziening tegen beschikkingen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Artikel

26

Een bezwaarschrift, gericht tegen een beschikking van Onze Minister of van Onze Minister van Sociale Zaken, wordt onverwijld ter kennis van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde commissie gebracht. Deze brengt zo spoedig mogelijk advies uit.

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Hoofdstuk

V

Registratie

Artikel

29

Vervallen

Artikel

29a

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Ambtelijke bevoegdheden

Artikel

30

Het bevoegd gezag kan personen oproepen om voor hem of voor door hem daarbij aangewezen ambtenaren te verschijnen:

  • a.

    tot het geven van inlichtingen, die naar zijn redelijk oordeel in het belang van de uitvoering van deze wet nodig zijn;

  • b.

    tot het overleggen van bescheiden, waarvan raadpleging naar zijn redelijk oordeel in het belang van de uitvoering van deze wet nodig is;

  • c.

    tot het ondergaan van een onderzoek naar hun geschiktheid voor het verrichten van werkzaamheden ingevolge hoofdstuk II, paragraaf 3.

Artikel

31

Artikel

31a

Artikel

32

Hoofdstuk

VII

Verdere bepalingen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Indien naar het oordeel van het betrokken bevoegd gezag de geboden spoed of buitengewone omstandigheden zulks vereisen, kan de bekendmaking van besluiten geschieden op een andere wijze dan op grond van de artikelen 3:41 en 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht is vereist. Deze bekendmaking wordt vervolgens zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

Artikel

35

Artikel

36

Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

37

Artikel

38

Hoofdstuk

VIII

Bepalingen van strafrechtelijke aard

Artikel

42

Met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die, nadat hem krachtens artikel 13, eerste lid, een verplichting is opgelegd:

  • a.

    opzettelijk of ondanks waarschuwing roekeloos zich zelf, anderen of de eigendom van degene, in dienst van wie dan wel voor wie of bij wie hij ter vervulling van de hem opgelegde verplichting werkzaamheden moet verrichten, aan ernstig gevaar blootstelt, dan wel

  • b.

    opzettelijk en grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke voor hem uit de hem opgelegde verplichting voortvloeien.

Artikel

43

Artikel

44

De voorgaande strafbepalingen zijn mede van toepassing op de Nederlander of de inwoner van Nederland, die een strafbaar feit begaat buiten Nederland.

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Hoofdstuk

IX

Slotbepalingen

Artikel

47

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

48

De Wet genees- en tandheelkundige voorziening burgerbevolking (Stb. 1939, 802) wordt ingetrokken.

Artikel

49

Deze wet kan worden aangehaald als: Noodwet Geneeskundigen.

Artikel

50

Deze wet treedt, met uitzondering van hoofdstuk II, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
Minister van Algemene Zaken, De Minister-President, DE JONG.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. J. H. KRUISINGA.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.