Commissie nader onderzoek taak en rechtspositie museum- en archiefrestauratoren ingesteld

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Overwegende, dat het wenselijk is regelen vast te stellen omtrent de taak en de rechtspositie van de museum- en archiefrestauratoren, werkzaam bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
Overwegende voorts, dat het wenselijk is daartoe een commissie in het leven te roepen;
Gelet op de door de Centrale Afdeling Personeelszaken van evengenoemd Ministerie in haar rapport van 29 januari 1971 ter zake gedane aanbevelingen;

Besluit:

Artikel

1

Ingesteld wordt een commissie voor een nader onderzoek inzake de taak en de rechtspositie van de hierbovenbedoelde restauratoren, hierna verder te noemen: de commissie.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak de Minister van Cultuur. Recreatie en Maatschappelijk Werk, hierna te noemen de Minister, voorstellen te doen omtrent de taak en de rechtspositie van de hierbovenbedoelde restauratoren als mede omtrent het vaststellen van de terzake wenselijk geachte regelingen.

Artikel

3

De in artikel 2 bedoelde voorstellen zullen onder meer betrekking hebben op:

  • a.

    het maximaal door de restauratoren per vakgebied te bereiken niveau;

  • b.

    de aanlooprangen welke per vakgebied gebruikt zullen worden;

  • c.

    de per niveau vast te stellen opleidingseisen c.q. ervaringskennis;

  • d.

    de per niveau vast te stellen taakwaarderingscriteria;

  • e.

    de eventuele invoering van functiebenamingen.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

In de commissie worden benoemd:

  • I.

    Tot lid, tevens voorzitter:

    de heer E. Talstra, burgemeester van de gemeente Dantumadeel;

  • II.

    tot leden:

    • de heer M.F.C. van der Avoirt, werkzaam bij de Directie Musea, Monumentenzorg en Archieven van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;

    • de heer Dr. M. P. van Buytenen, rijksarchivaris in de provincie Utrecht;

    • de heer H. L. de Groot, chef restaurateur coördinator bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, die optreedt als vertegenwoordiger van de Vereniging Restaurateurs Oude Archieven;

    • de heer P. F. J. M. Hermesdorf, docent aan het Kunsthistorisch Instituut te Utrecht;

    • de heer D. F. Lunsingh Scheurleer, Hoofd van de Rijksinspectie voor Roerende Monumenten te 's-Gravenhage;

    • de heer J. Nieuwstraten, Directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te 's-Gravenhage;

    • de heer B. H. van Winkel, restaurator bij het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden;

  • III.

    tot lid, tevens secretaris:

    de heer J. de Jong, inspecteur Formatiebeleid, van de Centrale Afdeling Personeelszaken.

Artikel

7

De heer H. G. Jurriaans, inspecteur van de Hoofdafdeling Formatiezaken van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, is bevoegd de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

Artikel

8

De voorstellen, nota's en rapporten van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen der leden en schriftelijk aan de Minister aangeboden. Ieder lid is bevoegd een afwijkende mening daarin te doen opnemen.

Artikel

9

De commissie kan met inachtneming van de bepalingen van deze beschikking haar werkwijze en die van de secretaris naar eigen inzicht nader regelen.

Artikel

10

De kosten voortvloeiende uit de door of namens, dan wel in opdracht van de commissie verrichte werkzaamheden worden, na verkregen goedkeuring van de Minister, door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk gedragen.

Artikel

11

Aan de leden van de commissie en de deskundigen, bedoeld in artikel 4, derde lid, wordt uit 's Rijks kas vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend volgens de regelen, welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 's Rijks dienst gelden voor categorie A.

Artikel

12

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het Besluit Post- en Archiefzaken rijksadministratie 1950 (Stbl. K 425) op overeenkomstige wijze als ten departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, De bescheiden worden bij opheffing van de commissie in het archief van dit departement opgenomen.

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in de Nederlandse Staatscourant en wordt in afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan de belanghebbenden.

De Minister voornoemd,
Namens de Minister,
De secretaris-generaal,J. vanViegen