Toekenning stipendia en reisbeurzen aan beeldende kunstenaars en architecten

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Overwegende, dat het wenselijk is meer samenhang en coördinatie te brengen in de toekenning van stipendia en reistoelagen aan beeldende kunstenaars en architecten, weshalve het aanbeveling verdient de voor deze toekenning ingestelde commissies te vervangen door een nieuwe commissie;
Gelet op zijn beschikking van heden Kunsten/BK U-122.325, waarbij de Rijksadviescommissie voor de toekenning van reisbeurzen aan beeldende kunstenaars en de Rijksadviescommissie voor de toekenning van stipendia aan beeldende kunstenaars en architecten zijn opgeheven,

Besluit:

Artikel

1

Ingesteld wordt een Adviescommissie voor de toekenning van stipendia en reistoelagen aan beeldende kunstenaars en architecten, hierna te noemen: de commissie.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak desgevraagd dan wel uit eigen beweging de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk – hierna te noemen: de Minister-voorstellen te doen omtrent de besteding van het bedrag, dat jaarlijks beschikbaar is voor de toekenning van stipendia en reistoelagen, met inachtneming van de in de artikelen 10 tot en met 15 gegeven richtlijnen.

Artikel

3

De commissie bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste zeven leden. Twee leden worden benoemd op voordracht van de landelijke kunstenaarsverenigingen en de overige leden op voordracht van de Raad voor de Kunst.

Artikel

4

De Minister benoemt en ontslaat de leden van de commissie.

Artikel

5

De Minister benoemt uit de leden de voorzitter. De commissie wijst uit haar midden een vice-voorzitter aan.

Artikel

6

De Minister voegt aan de commissie een ambtelijk secretaris toe.

Artikel

7

De vergaderingen van de commissie kunnen worden bijgewoond door een ambtenaar van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Deze heeft een adviserende stem.

Artikel

8

Artikel

9

Aan de leden van de commissie wordt een vergoeding voor reis en verblijfkosten verleend, volgens de regelen, welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 's Rijksdienst gelden of zullen gelden voor categorie A.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

De commissie kan voorstellen, aan een kunstenaar of aan een beeldend team opnieuw een stipendium of een reis- en verblijftoelate te verlenen, indien daarvoor naar haar mening aanleiding bestaat, met dien verstande dat in principe eenzelfde kunstenaar of beeldend team ten hoogste in drie opeenvolgende jaren en ten hoogste driemaal in een periode van zes jaar een stipendium of een reis- en verblijftoelage zal kunnen ontvangen.

Artikel

14

Artikel

15

De voorstellen, nota's en rapporten van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen der leden en schriftelijk aan de Minister aangeboden, Ieder lid is bevoegd daarin een afwijkende mening te doen opnemen.

Artikel

16

Vóór 1 februari van elk jaar zendt de commissie aan de Minister een verslag van haar werkzaamheden over het afgelopen jaar.

Voor de eerste keer zal dit geschieden vóór 1 februari 1973.

Artikel

17

De commissie kan met inachtneming van de bepalingen van deze beschikking haar werkwijze en die van de secretaris geheel naar eigen inzicht regelen.

Artikel

18

De kosten, voortvloeiende uit de door, namens of in opdracht van de commissie verrichte werkzaamheden komen, na verkregen goedkeuring van de Minister, ten laste van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Artikel

19

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt door de secretaris van de commissie met inachtneming van de bepalingen van het besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie op overeenkomstige wijze als op het departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. De bescheiden worden bij de opheffing van de commissie overgedragen aan het hoofd van de algemene secretarie en opgenomen in het archief van het departement.

Artikel

20

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in de Nederlandse Staatscourant.

Rijswijk (Z.H.)
DeMinister voornoemd, P. J.Engels