Instelling Adviescommissie voor de beeldende vormgeving in relatie tot architectuur en ruimtelijke ordening

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Overwegende, dat het van belang is te bevorderen, dat beeldende kunstenaars in toenemende mate worden betrokken bij de vormgeving van het leefmilieu;
Gehoord de Raad voor de Kunst,

Besluit:

Artikel

1

De beschikking van de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 22 januari 1959, Kunsten/BK-18071/1, houdende instelling van een Rijksadviescommissie monumentale kunsten en vaststelling van een reglement voor de werkwijze van deze commissie, wordt ingetrokken.

Artikel

2

Ingesteld wordt een Adviescommissie voor de beeldende vormgeving in relatie tot architectuur en ruimtelijke ordening, verder te noemen: de commissie.

Artikel

3

De commissie heeft tot taak:

  • a.

    het desgevraagd dan wel uit eigen beweging doen van voorstellen aan de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, verder te noemen de Minister, inzake het verlenen van opdrachten, die betrekking hebben op beeldende vormgeving in relatie tot architectuur en ruimtelijke ordening;

  • b.

    het desgewenst aansluiting zoeken bij initiatieven van derden op hetzelfde werkterrein;

  • c.

    het nemen van initiatieven ten einde de mogelijkheid te scheppen voor opdrachten en nieuwe ontwikkelingen op het onder a. bedoelde terrein.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

De vergaderingen van de commissie en van de projectgroepen kunnen worden bijgewoond door een door de Minister aan te wijzen ambtenaar van zijn departement.

Deze ambtenaar neemt deel aan het overleg en heeft ter vergadering een raadgevende stem.

Artikel

9

De voorstellen, nota's en rapporten van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen der leden en schriftelijk aan de Minister aangeboden. Ieder lid is bevoegd een afwijkende mening daarin te doen opnemen.

Artikel

10

Artikel

11

Aan de leden van een projectgroep kan een vergoeding worden toegekend voor hun werkzaamheden, waarvan het bedrag door de Minister, na overleg met de commissie en de betrokkenen, zal worden vastgesteld.

Artikel

12

Aan de leden van de commissie en van de projectgroepen wordt uit 's Rijks kas vergoeding van reis- en verblijfkosten verleend, volgens de regelen, welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 's Rijks dienst gelden voor categorie A.

Artikel

13

Vóór 1 februari van elk jaar brengt de commissie aan de Minister schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden en van die van de projectgroepen, over het afgelopen kalenderjaar.

Voor de eerste keer zal dit verslag worden uitgebracht vóór 1 februari 1973.

De Minister zendt het verslag toe aan de Raad voor de Kunst.

Artikel

14

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het Besluit Post- en Archiefzaken rijksadministratie 1950 (Stb. K 425) op overeenkomstige wijze als ten departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

De bescheiden worden bij opheffing van de commissie opgenomen in het archief van het departement.

Rijswijk (Z.H.)
De Minister voornoemd, P. J.Engels