Besluit van 24 januari 1973, houdende regeling van de eindexamens aan dagscholen voor huishoud- en nijverheidsonderwijs, voor zover daaraan middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs wordt gegeven

Eindexamenbesluit m.h.n.o.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze minister van onderwijs en wetenschappen van 9 oktober 1972, nr. BVO/J 212.452;
De Onderwijsraad gehoord (adviezen van 31 januari 1972, OR/78 WVO en van 19 mei 1972, OR/78 WVO-I);
De Raad van State gehoord (advies van 1 november 1972, nr. 8);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 18 januari 1973, nr. 214.722;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen en indeling van het eindexamen

Artikel

1

Dit besluit verstaat onder:

"Onze minister": Onze minister van onderwijs en wetenschappen;

"de inspecteur": de inspecteur van het voortgezet onderwijs, belast met het toezicht op de school;

"school": een dagschool voor huishoud- en nijverheidsonderwijs voor zover daaraan middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs wordt gegeven;

"het bevoegd gezag": voor wat betreft

  • a.

    een rijksschool: Onze minister;

  • b.

    een gemeentelijke school: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt met inachtneming van door hem te stellen regelen;

  • c.

    een bijzondere school: het schoolbestuur;

"de gecommitteerde": de gecommitteerde of de gecommitteerden in de zin van artikel 29, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, belast met het toezicht op het eindexamen;

"kandidaat": een ieder die door het bevoegd gezag tot het eindexamen wordt toegelaten;

"het diploma": het diploma, bedoeld in artikel 29, vierde lid onder e, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel

2

Aan de leerlingen wordt gelegenheid gegeven aan de school een eindexamen af te leggen. Aan de leerlingen van de afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs wordt volgens door Onze minister te stellen regelen de gelegenheid gegeven elk schooljaar tweemaal eindexamen in een of meer vakken af te leggen.

Artikel

3

Artikel

4

Hoofdstuk

II

Eindexamenvakken en -programma

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Hoofdstuk

III

Schoolonderzoek

Artikel

7

Artikel

8

De beoordeling van kennis, inzicht en vaardigheid van de kandidaat bij het schoolonderzoek wordt uitgedrukt in één van de cijfers 1 tot en met 10, waaraan de volgende betekenis toekomt:

= zeer slecht

= slecht

= zeer onvoldoende

= onvoldoende

= bijna voldoende

= voldoende

= ruim voldoende

= goed

= zeer goed

= uitmuntend

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

11a

Hoofdstuk

IV

Centraal geregeld gedeelte

§

1

De afdelingen interim algemene schakelopleiding, kinderverzorging/jeugdverzorging, kostuumnaaien, couture

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Het toezicht bij het centraal geregelde gedeelte van het eindexamen is opgedragen aan de directeur en aan de door deze daartoe aangewezen leraren van de school, met dien verstande, dat in elk lokaal, waar eindexamen wordt afgenomen, steeds ten minste twee leraren of de directeur en één leraar aanwezig zijn.

Artikel

17

De directeur of het door hem aangewezen lid van de examencommissie stelt de kandidaten vóór de aanvang van het centraal geregelde gedeelte van het eindexamen in kennis van alle aangelegenheden waarvan zij op de hoogte dienen te zijn.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

In de in de drie voorgaande artikelen bedoelde gevallen verzoekt de inspecteur aan de voorzitter van de centrale commissie om toezending van andere opgaven of richtlijnen en beoordelingsnormen.

Artikel

25a

Indien door onvoorziene omstandigheden het schriftelijk examen in één of meer vakken aan één of meer scholen niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist Onze minister hoe alsdan moet worden gehandeld.

§

2

De afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs

Artikel

25b

Artikel

25c

Artikel

25d

Artikel

25e

Artikel

25f

Artikel

25h

Artikel

25i

Artikel

25j

Hoofdstuk

V

Praktijkbeoordeling

Artikel

26

De praktische oefening van de kandidaten voor de afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging wordt beoordeeld door de leraar van de school, die belast is met de praktijkbegeleiding na overleg met degene, onder wiens leiding de praktische oefening heeft plaatsgevonden.

Artikel

27

Hoofdstuk

VI

Uitslag, herkansing en uitreiking van diploma's

§

1

De afdelingen interim algemene schakelopleiding, kinderverzorging/jeugdverzorging, kostuumnaaien, couture, vormingsklas

Artikel

28

Artikel

29

Met inachtneming van door Onze Minister, de Onderwijsraad gehoord, te stellen regelen stelt de examencommissie in een vergadering de uitslag van het eindexamen vast.

Voor zover de kandidaat in het centraal geregelde gedeelte van het eindexamen schriftelijk werk heeft gemaakt in een of meer vakken en praktisch werk in handvaardigheid (handenarbeid) en niet voldoet aan de normen van slagen, of voor zover aan de kandidaat een verlenging van de praktische oefening is toegestaan, heeft deze uitslag een voorlopig karakter.

Artikel

30

§

2

De afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs

Artikel

30a

Artikel 28 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

30b

Met inachtneming van door Onze minister, de Onderwijsraad gehoord, te stellen regelen, legt de examencommissie in een vergadering vast, welke eindcijfers zijn behaald en welke kandidaten zijn geslaagd.

Hoofdstuk

VII

Verlenging praktische oefening

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Artikel

35

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

37a

In afwijking van het bepaalde in artikel 37, eerste en tweede lid, is met betrekking tot de eindexamens van de afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs het volgende van toepassing:

  • a.

    Het bevoegd gezag zendt zo spoedig mogelijk na afloop van het eerste eindexamen doch uiterlijk op 1 mei, en zo spoedig mogelijk na afloop van het tweede eindexamen doch uiterlijk op 1 oktober, een verslag daarvan aan de inspecteur met een afschrift van de in artikel 36, tweede lid, bedoelde verzamellijst.

  • b.

    Een afschrift van elk verslag en een tweede afschrift van de in artikel 36, tweede lid, bedoelde verzamellijst zendt het bevoegd gezag aan de voorzitter van de centrale commissie. Deze voorzitter brengt vóór 1 januari over beide examens verslag uit aan Onze minister.

Artikel

38

Ten behoeve van experimenten met een andere inrichting van het eindexamen kan Onze minister, de Onderwijsraad gehoord, voor zover het een rijksschool betreft, afwijken van de bepalingen gegeven bij of krachtens dit besluit en, voor zover het een gemeentelijke of bijzondere school betreft, toestaan dat daarvan wordt afgeweken.

Artikel

38a

Artikel

39

In gevallen, waarin dit besluit niet voorziet, en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de directeur in overleg met de voorzitter van de centrale commissie. De beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mede aan de leden van de examencommissie, aan de gecommitteerde en aan de inspecteur.

Artikel

40

Onze minister kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de regeling van het eindexamen.

Artikel

41

Onze minister van onderwijs en wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De minister van onderwijs en wetenschappen, C. VAN VEEN.
De Minister van Justitie, VAN AGT.