Commissie van advies inzake de verlening van persoonlijke toelagen aan bejaarde filmkunstenaars

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Overwegende, dat het voor een juiste beleidsvoering wenselijk is een commissie van advies in te stellen inzake de verlening van persoonlijke toelagen aan bejaarde filmkunstenaars,

Besluit:

Artikel

1

Ingesteld wordt een commissie van advies inzake de verlening van persoonlijke toelagen aan bejaarde filmkunstenaars, hierna te noemen de commissie.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, hierna te noemen de minister, desgevraagd of uit eigen beweging voorstellen te doen over de verlening van persoonlijke toelagen aan bejaarde filmkunstenaars.

Artikel

3

De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zes leden, waaronder de voorzitter en de secretaris.

Artikel

4

Artikel

5

De vergaderingen van de commissie kunnen worden bijgewoond door een ambtenaar van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Deze heeft een adviserende stem.

Artikel

6

Artikel

7

Voor de toekenning van een persoonlijke toelage aan een bejaard filmkunstenaar gelden in beginsel de volgende criteria:

  • 1.

    zijn verdiensten op artistiek en organisatorisch gebied voor de ontwikkeling van de filmkunst in Nederland;

  • 2.

    zijn financiële omstandigheden;

  • 3.

    het bereikt hebben van de 65-jarige leeftijd.

Artikel

8

Behalve met de in artikel 7 genoemde criteria houdt de commissie in haar voorstellen rekening met de hoogte van het totale bedrag, waarover zij blijkens mededeling van de minister voorstellen kan doen.

Artikel

9

De commissie doet ieder jaar, zo mogelijk vóór 15 november, een gemotiveerd voorstel aan de minister inzake de over dat jaar te verlenen toelagen.

Artikel

10

Indien aan een bejaard filmkunstenaar in een bepaald jaar een toelage is toegekend, zal de commissie voorstellen hem voor het volgende jaar een toelage van ten minste gelijke hoogte te verlenen, behoudens in het geval, dat zijn financiële omstandigheden zijn verbeterd dan wel indien het totale bedrag, bedoeld in artikel 8, is verminderd.

Artikel

11

De commissie kan desgevraagd of uit eigen beweging aan de minister in bijzondere gevallen een tussentijds voorstel doen inzake een aan een bejaard filmkunstenaar te verlenen toelage.

Artikel

12

De commissie kan met inachtneming van de bepalingen van deze beschikking haar werkwijze naar eigen inzicht regelen.

Artikel

13

Aan de leden van de commissie wordt een vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend, volgens de regelen, welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 's Rijksdienst gelden voor categorie B.

Artikel

14

De voorstellen, nota's en rapporten van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen en schriftelijk aan de minister aangeboden. Ieder lid is bevoegd een afwijkende mening daarin te doen opnemen.

Artikel

15

De kosten voortvloeiende uit de door, namens of in opdracht van de commissie verrichte werkzaamheden komen, na verkregen goedkeuring van de minister, ten laste van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Artikel

16

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het Besluit Post- en Archiefzaken rijksadministratie 1950 (Stb. K 425) op overeenkomstige wijze als ten departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

De bescheiden worden bij opheffing van de commissie opgenomen in het archief van het departement.

Artikel

17

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in de Nederlandse Staatscourant.

Rijswijk
De Minister voornoemd,
Namens de Minister,
Het hoofd van de Directie Kunsten,Th. vanVelzen