Wet van 31 oktober 1973, houdende maatregelen met betrekking tot de financiering van de pensioenvoorzieningen van de steenkolenmijnindustrie

Wet financiering pensioenvoorzieningen steenkolenmijnindustrie

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen met betrekking tot de financiering van de pensioenvoorzieningen van de steenkolenmijnindustrie;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Het Rijk doet aan de Stichting "Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf", gevestigd te Heerlen, ten behoeve van haar pensioenkas tot en met 1980 telken jare een uitkering van 1,4 miljoen gulden.

Artikel

3

Artikel

4

De wet van 1 juli 1948 (Stb. I 280), houdende bepalingen ter voorziening in de dekking der lasten, voortvloeiende uit de herziene pensioenregeling der mijnwerkers, en de wet van 1 augustus 1964 (Stb. 325), houdende maatregelen ter voorziening in de middelen, benodigd voor een vermindering van de sociale lasten van de steenkolenmijnindustrie in Limburg, worden ingetrokken.

Artikel

5

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na die van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot 1 januari 1973.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Economische Zaken, R. F. M. LUBBERS.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken, P. J. J. MERTENS.
De Minister van Justitie, VAN AGT.