Instelling Commissie van advies inzake sportieve recreatie

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Overwegende, dat het voor een juiste beleidsuitvoering in de nabije toekomst wenselijk is een commissie van advies in te stellen inzake de sportieve recreatie,

Besluit:

Artikel

1

Ingesteld wordt een commissie van advies inzake de sportieve recreatie, hierna te noemen: de commissie.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak:

  • 1.

    een overzicht samen te stellen van de stand van zaken inzake de sportieve recreatie;

  • 2.

    de uitgangspunten van de sportieve recreatie vast te stellen;

  • 3.

    de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, hierna te noemen: de Minister, te adviseren inzake de besteding van begrotingsgelden ten behoeve van de sportieve recreatie;

  • 4.

    de Minister te adviseren over het inzake de sportieve recreatie te voeren beleid.

Artikel

3

In de commissie worden benoemd:

  • 1.

    tot lid, tevens voorzitter:

    H. W. Hulsen te Monster, namens de Minister;

  • 2.

    tot lid:

    L. Akkers, te Oegstgeest; drs. M. Boshart, te Rotterdam; drs. B. Crum, te Uithoorn; F. van den Heuvel Rijnders, te Velp; drs. T. J. Kamphorst, te Woudenberg; R. O. Kerkhoven, te Hengelo; J. Nauta, te Amstelveen; G. Zwezerijnen, te Barneveld;

  • 3.

    tot secretaris:

    drs. Chr. M. A. Oppenheimer, te Leiderdorp.

Artikel

4

De commissie benoemt uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel

5

Artikel

6

De voorstellen, nota's en rapporten van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van de stemmen der leden en schriftelijk aan de Minister aangeboden.

Ieder lid is bevoegd een afwijkende mening kenbaar te maken en hiervan afzonderlijk schriftelijk blijk te geven aan de Minister.

Artikel

7

Vóór 1 december van elk jaar zendt de commissie aan de Minister een verslag van haar werkzaamheden over dat jaar.

Artikel

8

De commissie kan met inachtneming van de bepalingen van deze beschikking haar werkwijze en die van de secretaris geheel naar eigen inzicht nader regelen.

Artikel

9

De kosten voortvloeiende uit de door, namens of in opdracht van de commissie verrichte werkzaamheden komen, na verkregen goedkeuring van de Minister, ten laste van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Artikel

10

Aan de leden van de commissie c.q. sub-commissies wordt uit 'sRijks kas een vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend volgens de regelen, welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 'sRijksdienst gelden voor categorie B.

Artikel

11

Het behoor van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het Besluit post- en archiefzaken rijksadministratie 1950 (Stb. K. 425) op overeenkomstige wijze als ten departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

De bescheiden worden bij opheffing van de commissie in het archief van dat departement opgenomen.

Artikel

12

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag van haar plaatsing in de Nederlandse Staatscourant en wordt in afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan belanghebbenden.

Rijswijk (Z.-H.)
De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Namens deze,
De directeur-generaal voor de volksontwikkeling en recreatie, Dr. J. Verhoeve