Aanwijzing autoriteiten met betrekking tot disciplinaire straffen en beklag

De Minister van Sociale Zaken,
Gelet op hoofdstuk V van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst (Stb. 1962, 370)1)Laatstelijk gewijzigd bij Wet van 23 december 1974 (Stb. 781).

Besluit:

Artikel

2

Ten aanzien van de erkende gewetensbezwaarden die zijn tewerkgesteld elders dan bij een overheidsdienst uitsluitend of in hoofdzaak voor tewerkstelling van erkende gewetensbezwaarden bestemd, wordt als autoriteit bevoegd tot het opleggen van disciplinaire straffen, genoemd in artikel 33 van de wet, aangewezen: het hoofd van de Afdeling tewerkstelling erkende gewetensbezwaarden militaire dienst van het ministerie van Sociale Zaken, bij diens afwezigheid of ontstentenis het plaatsvervangend hoofd van genoemde afdeling en bij hun beider afwezigheid of ontstentenis, de eerste medewerker van het Bureau Straf-, tucht-en beroepszaken van genoemde afdeling.’

Artikel

3

Artikel

4

De beschikking van de Minister van Sociale Zaken van 30 december 1974, no. 142. 179 (Stcrt. 1974, 253), wordt ingetrokken.

Artikel

5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking in de Staatscourant.

's-Gravenhage
De Minister voornoemd,
Namens de Minister:
De secretaris-generaal,
W. A. van den Berg